- De Hoge Raad heeft met een ferme uitspraak over de vermogensbelasting in box 3 afgelopen donderdag een nieuw politiek dilemma geschapen.
- Beleggers kunnen over jaren dat ze een lager rendement hebben behaald dan het fictieve rendement waar de fiscus mee werkt, compensatie eisen.
- De vraag is nu: wie gaat de miljardenrekening van de compensatie voor vermogende beleggers betalen?
- Lees ook: Hoge Raad: fiscus moet compensatie bieden bij vermogensbelasting
ANALYSE – De vermogensbelasting in box 3 voor sparen en beleggen wordt ook voor het nieuwe kabinet dat gesteund wordt door PVV, NSC, VVD en BBB, een hoofdpijndossier. Een miljardentegenvaller dreigt voor de staat en de vraag is: wie dat gaat betalen?
Donderdag deed de Hoge Raad opnieuw uitspraak in de zaak rond het hanteren van ‘fictieve rendementen’ bij de vermogensbelasting in box 3.
In 2021 oordeelde het hoogste rechtscollege al dat er een probleem was met relatief hoge fictieve rendementen die de fiscus hanteerde voor spaargeld, terwijl spaarrentes laag waren. In aanvulling hierop heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook het werken met fictieve, vaste rendementen voor beleggen onrechtmatig is.
De fiscus stelt jaarlijks een fictief rendement vast voor ‘overige bezittingen’ waar beleggingen onder vallen. Dat ligt doorgaans tussen de 5 procent en 6 procent op jaarbasis. Vervolgens wordt daar belasting over geheven in box 3.
De Hoge Raad vindt echter dat het huidige stelsel van belastingheffing in box 3 in strijd is met het discriminatieverbod en de bescherming van het eigendomsrecht "in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement."
Concreet vindt de Hoge Raad dat "rechtsherstel moet inhouden dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement", staat er in de uitspraak van donderdag.
Aangezien er compensatie moet worden geboden over belastingaanslagen die in de praktijk lopen vanaf 2017 tot en met in ieder geval 2023, dreigt een miljardenstrop voor de staat.
Hoe wordt de compensatie van beleggers bij de vermogensbelasting door de samenleving betaald?
Demissionair staatssecretaris Marnix van Rij liet donderdag weten dat de gevolgen voor de staat groot zijn. "Deze uitspraak van de Hoge Raad heeft grote budgettaire gevolgen en consequenties voor de uitvoering door de Belastingdienst. Wij gaan de uitspraken en de gevolgen van de uitspraken nu bestuderen en in kaart brengen. Ik verwacht dat hiervoor zo’n acht weken de tijd nodig is", schreef Van Rij in een eerste reactie.
Vrijdag gaf Van Rij voorafgaand aan de start van de ministerraad aan, dat de strop voor de staat naar schatting zo'n 4 miljard euro bedraagt.
Een belangrijke politieke vraag bij dit alles is: wie gaat de compensatie voor vermogende beleggers uiteindelijk betalen? Die vraag komt op het bordje van het nieuwe kabinet, aangezien er geen geld is gereserveerd voor de tegenvaller bij de vermogensbelasting.
Van Rij deed vrijdag in het Financieele Dagblad al een voorzet, met de suggestie om de miljarden die naar verwachting met de compensatie gemoeid zijn, via de staatsschuld te financieren: "Ik ga er niet meer over, maar dat is wat ik mijn opvolger zou adviseren."
Dit klinkt op het eerste gezicht onschuldig, maar houdt wel een politieke keuze in: financiering van de compensatie van vermogende beleggers in box 3 via de staatsschuld betekent dat de overheid extra leent. De facto komt de rekening dan terecht bij jongere generaties die moeten opdraaien voor de last van een hogere staatsschuld.
Er zijn ook andere keuzes mogelijk om de tegenvaller bij de vermogensbelasting te compenseren: zo kan er ook nu een generieke verhoging van belastingen worden doorgevoerd die alle Nederlanders treft, bijvoorbeeld door de inkomstenbelasting iets te verhogen.
Een andere optie is om van de compensatie een sigaar uit eigen doos te maken, door bijvoorbeeld het belastingtarief in box 3 verder te verhogen. Ook kan op andere manieren de belasting voor met name hogere inkomens en vermogens worden aangescherpt.
Interessant hierbij is dat de Hoge Raad in het compensatiedossier spreekt van gevallen waarbij het fictieve rendement hoger is dan het daadwerkelijk behaalde rendement in een bepaald belastingjaar. Maar het omgekeerde wordt niet gezegd, namelijk dat er met terugwerkende kracht méér belasting betaald zou moeten worden over jaren waarin het daadwerkelijke rendement op beleggen hoger was dan het fictieve rendement.
Dat laatste kan nog gaan wringen, als het gaat over de politieke vraag bij welke groepen de rekening van de compensatie van beleggers in box 3 terecht moet komen.