De meeste pensioenfondsen hoeven volgend jaar niet te korten, maar bij vier fondsen met zo’n 600.000 deelnemers is dat mogelijk nog wel het geval.
Dat is het gevolg van het besluit van verantwoordelijk minister Wouter Koolmees om volgend jaar de regels iets soepeler toe te passen.
Pensioenfondsen krijgen iets meer speelruimte om te herstellen zodat ze voldoende geld in kas hebben. Maar dat geldt niet voor de vier fondsen die er te slecht voor staan. Wel is duidelijk dat het niet om de vier grootste pensioenfondsen ABP, PFZW, PME en PMT, gaat.
De minister moest van de Tweede Kamer op zoek naar een oplossing om “onnodige” kortingen te voorkomen. Die dreigen bij veel pensioenfondsen omdat die volgens de regels te weinig geld in kas hebben voor de toekomst. Daarnaast doet Koolmees een handreiking naar de vakbonden, waarmee hij eerder dit jaar een akkoord sloot over hervorming van de pensioenen. De bonden dreigden hun steun in te trekken als het volgend jaar tot kortingen zou komen.
Verder heeft de minister draagvlak nodig in Tweede en Eerste Kamer, waar de regering niet meer over een meerderheid beschikt. Veel oppositiepartijen hamerden op het vermijden van kortingen.
"Garanties op het volledig voorkomen van kortingen kunnen niet worden gegeven. De economische ontwikkelingen in de wereld zijn immers van grote invloed", benadrukt de minister. Eind december wordt bekeken hoe alle fondsen het doen.
Als er geen maatregelen waren getroffen, hadden 27 fondsen met in totaal 7,8 miljoen deelnemers moeten korten. Om deze stap voor volgend jaar mogelijk te maken, doet Koolmees een beroep op artikel 142 van de Pensioenwet, waarin gewezen wordt op "uitzonderlijke economische omstandigheden."