De werkloosheid daalt. In november waren er 21.000 minder mensen werkloos. Dat is 8,2 procent van de beroepsbevolking.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek, die deze cijfers donderdag publiceerde, heeft echter een ontnuchterende verklaring voor de daling. “Deze daling van de werkloosheid hangt samen met een toename van het aantal mensen dat zich terugtrekt van de arbeidsmarkt.”
Teleurgesteld wenden werkzoekenden zich af van de arbeidsmarkt. Ze geven het op. Moedeloos. Want waarom zou je solliciteren? Er is toch geen werk. Wie niet zoekt telt niet mee als werkloos. De daling van de werkloosheid is dus geen teken van hoop, maar juist een teken van wanhoop.
Ander scenario
Stop! Voordat we onszelf weer de put in praten, moeten we eerst een ander scenario bekijken. De toename van de werkloosheid in 2012 en 2013 kwam voor een flink deel door een bovengemiddelde toename van het arbeidsaanbod. Met andere woorden: meer mensen gingen op zoek naar werk of naar meer uren werk.
Dat waren jongeren die zich sinds de recessie van 2009 schuilhielden op school en universiteit, maar in 2012 toch maar eens moesten afstuderen. Het de waren niet-werkende partners in eenverdiener huishoudens (meestal vrouwen), die besloten toch maar op zoek te gaan naar werk, uit zorg om de baan van de partner. Ik schreef daar eerder dit over.
Werkloze, werkende student
Het waren ook mensen met een baantje van minder dan twaalf uur per week (daar legt het CBS de grens tussen werken en niet werken), die kenbaar maakten meer dan twaalf uur te willen werken. Wie minder dan twaalf uur werkt, maar meer dan twaalf uur wil werken, telt bij het CBS als werkloos. Dat geldt zelfs voor scholieren en studenten. Dus je kunt volgens de definitie van het CBS tegelijkertijd werken, studeren en werkloos zijn.
Daarin wijkt het CBS af van de internationale definitie van de Internationale Labour Organization (ILO). Volgens de ILO ben je werkloos als je niet werkt, maar dat wel wil. Die grens ligt dus bij één uur, niet bij twaalf uur. (meer uitleg hier)
Nederlanders met een klein baantje van minder dan twaalf uur per week, die graag meer willen werken tellen bij het CBS wel, en bij de ILO niet mee als werkloos. Het verschil tussen beide werkloosheidspercentage zegt dus iets over de mate waarin een toename van de CBS-werkloosheid wordt gedreven door ontevreden parttimers.
Parttime werkende vrouwen
In onderstaande grafiek is te zien dat het verschil tussen CBS- en ILO-werkloosheid tussen 2012 en de zomer van 2013 bijna verdubbelde van 0,9 procentpunt tot 1,7 procentpunt. Sinds de zomer is het verschil snel gedaald naar 1,3 procent
Dat de CBS-werkloosheid in 2012 en de eerste helft van 2013 steeg komt dus deels doordat mensen met een klein baantje kenbaar maakten liever meer uren per week te werken. En vrijwel dat hele effect komt voor rekening van parttime werkende vrouwen.
Het CBS-ILO-verschil voor vrouwen steeg van 1,1 procentpunt in januari 2012 naar 2,4 procentpunt in september 2013. De afgelopen twee maanden daalde het verschil weer naar 2,0 procentpunt.
Niet moedeloos
Wat moeten we hieruit concluderen? Niet dat de stijging van de werkloosheid van de afgelopen twee jaar niet erg is. Want veel mensen zijn gewoon hun baan kwijt geraakt. Maar wel dat een deel van die stijging niet komt door baanverlies, maar door de manier waarop het CBS de werkloosheid meet.
De daling van het CBS-ILO-verschil van de afgelopen maanden geeft aan dat meer mensen toch weer tevreden zijn met hun baantje van minder dan 12 uur per week. Zij zijn niet ontmoedigd, of moedeloos. Maar gewoon weer tevreden.
Lees ook
Hoe het CBS de werkloosheid overdrijft
Dit doet de werkloosheid in 2014 bij jou in de buurt
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl