Nieuwe cijfers werpen een ander licht op de Nederlandse uitvoer. Duitsland blijkt een minder grote handelspartner dan gedacht. En China, India en Brazilië zijn juist belangrijker.
Nederland verdient 70 procent van het inkomen in het buitenland. Dat was lange
tijd de mantra van iedere minister van Economische Zaken die het belang van
de uitvoer wilde benadrukken.
Economen wisten ondertussen wel beter. Die 70 procent berust op een
misverstand. Natuurlijk, als je het totale bedrag aan export deelt door het
bruto binnenland product (bbp), kom je op dat percentage. Maar dat is appels
met peren vergelijken.
Voor de productie van de exportgoederen, is import nodig. Die moet je er
eigenlijk van af trekken. Het juiste percentage krijg je door de toegevoegde
waarde van de Nederlandse export (dus minus de import die ervoor nodig is)
te delen door het bbp.
Niet onrealistisch hoog
Vorig jaar publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor de eerste maal het juiste percentage. De Nederlandse economie bleek voor 29 procent afhankelijk van uitvoer.
Dat is nog altijd fors, maar niet zo onrealistisch hoog als de 70 procent waar de minister en de exportlobby graag mee schermen.
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) onthult de rest van de waarheid. Onlangs publiceerde de Parijse club van welvarende landen een indrukwekkende database met exportcijfers op basis van toegevoegde waarde voor alle dertig lidstaten.
Nieuw beeld wereldhandel
Alle handelsstromen zijn opnieuw bekeken en ontdaan van in het buitenland
geproduceerde input. Dat levert een nieuw beeld op van de wereldhandel,
zonder dubbeltellingen en andere vertekeningen.
Voor Nederland blijkt bijvoorbeeld Duitsland als handelspartner opeens een
stuk minder belangrijk. Volgens de oude, bruto exportstroom, gaat 24 procent
van onze uitvoer naar Duitsland. Bij de berekening op basis van toegevoegde
waarde is dat iets meer dan 14 procent.
Uiteraard is Duitsland nog altijd onze grootste exportmarkt, maar het belang
voor de Nederlandse economie is minder groot dan gedacht.
Ook andere handelspartners op het Europese vasteland moeten een veer laten.
Dat is logisch, want daar gaat veel wederuitvoer naar toe.
België zakt
België is volgens de oude manier van meten de nummer twee bestemming van
Nederlandse export, met een aandeel van bijna 11 procent. Maar het land zakt
een plaats als naar toegevoegde waarde wordt gekeken (8,3 procent).
Volgens de nieuwe berekening is het Verenigd Koningkrijk de tweede
exportbestemming van Nederland. Nummer vier is de VS (stond op plaats zes)
en Frankrijk zakt van drie naar vijf.
In de rest van de top-25 van Nederlandse exportbestemmingen zijn nog een aantal opvallende verschuivingen zichtbaar. Polen, Oostenrijk en Turkije verliezen flink. Japan, China, India, Brazilië en Canada winnen.
Dat is goed nieuws. Ook op Z24 hebben we in het verleden flink geklaagd over de geringe uitvoer van Nederlandse bedrijven naar vergelegen, opkomende economiën. Op basis van toegevoegde waarde zijn de exportstromen echter groter dan gedacht.
BRICs belangrijker
Alleen het aandeel van de uitvoer naar Rusland valt iets lager uit bij de nieuwe manier van rekenen. De andere BRIC-landen blijken een belangrijkere exportbestemming.
Volgens de oude, bruto exportcijfers, gaat slechts 4,1 procent van de Nederlandse export naar de vier BRIC-landen. Uitgaande van de nieuwe Oesocijfers is dat bijna 10 procent. Met die VOC-mentaliteit zit het blijkbaar toch niet zo slecht.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl