De handel op de effectenbeurzen in New York stelde vrijdag in een verkorte
sessie niet veel voor. De beleggers waren afwachtend door onzekerheid of de
detailhandel wel goede zaken heeft gedaan op Black Friday, traditioneel de
aftrap van het Amerikaanse seizoen voor kerstinkopen.
De Dow-Jonesindex van dertig grote fondsen sloot met een winst van 1,2
procent, op 8829,04 punten. De breed samengestelde S&P 500 steeg 1 procent
tot 896,24 punten. De Nasdaq-index kreeg er 0,2 procent bij tot 1535,57
punten.
De beurzen in New York waren maar 3,5 uur open, nadat ze donderdag al helemaal
waren gesloten vanwege de viering van Thanksgiving Day. Dit gaf Amerikanen
de gelegenheid om volop boodschappen te doen.
Analisten denken echter dat de kooplust gaat tegenvallen. Veel
Amerikanen hebben hun koopkracht sterk zien afnemen door dalende
aandelenkoersen en huizenprijzen.
De detailhandel lokt het winkelende publiek met hoge kortingen, zo meldden
Amerikaanse media eerder deze week al. Gevreesd wordt dat Amerikanen vooral
voor de koopjes gaan en de rest links laten liggen.
Op Wall Street stond de detailhandelssector vrijdag overwegend lager. Dit gold
ook voor Wal-Mart, door analisten beschouwd als een van de mogelijke
winnaars als Amerikanen inderdaad voor de koopjes gaan.
Wal-Mart kan door zijn enorme omvang goede kortingen bieden. De
beurskoers noteerde in de Dow-Jonesindex evenwel een verlies van 1,4
procent. De grootste verliezer in de Dow was de doe-het-zelfketen Home Depot
(min 1,9 procent).
Ook oliefondsen behoorden tot de dalers. Beleggers vrezen dat het oliekartel
OPEC de productie verder gaat verlagen, al kwamen er vrijdag berichten
binnen dat de OPEC-leden zaterdag tijdens een bijeenkomst in Caïro niet
daartoe zullen besluiten. In New York daalde de prijs van een vat olie (159
liter) 3 procent tot 52,76 dollar. Chevron verloor 1,2 procent, ExxonMobil
0,9 procent.
Fondsen die deze week al fors in koers stegen, behoorden nu ook weer tot de
winnaars. Citigroup, de bank die begin deze week een reddingsboei kreeg
toegeworpen van de Amerikaanse overheid, ging 17,6 procent omhoog. General
Motors bleef profiteren (plus 9 procent) van hoop dat de Amerikaanse
autosector ook overheidssteun krijgt. Verder waren General Electric (plus 6
procent) en Bank of America (5,3 procent) in trek.
Op de New Yorkse valutamarkt werd voor een euro 1,2690 dollar betaald. In de
Europese beurshandel eindigde de munteenheid op 1,2700 dollar.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl