Wist jij dat in het Boeddhistische land Bhutan de ontwikkeling van het Bruto
Nationaal Geluk in plaats van het Bruto Binnenlands Product leidend is voor
het beleid dat de regering voert? Het Centraal Planbureau schrijft erover in
de met Prinsjesdag gepubliceerde Macro Economische Verkenning 2008. Dit
document dient als hulpmiddel van het kabinet bij het opstellen van de
begroting voor het volgende jaar.

Het CPB heeft dit jaar een heel hoofdstuk van deze publicatie gewijd
aan geluk. Ook economen houden zich namelijk steeds meer met geluk bezig, zo
staat er te lezen. En langzaam maar zeker zien we volgens het CPB ook dat
geluk een plaats weet te veroveren op de beleidsagenda.

Heeft de Nederlandse regering bij het bepalen van het beleid dan naast de
ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product rekening gehouden met het
Bruto Binnenlands Geluk? In ieder geval komen de uitkomsten uit het
gelukonderzoek niet slecht uit. Uit dit onderzoek blijkt namelijk dat mensen
voorbij een bepaald inkomensniveau nauwelijks gelukkiger worden als hun
inkomen stijgt.

Nu wil het geval dat de meeste Nederlanders er volgend jaar iets in
koopkracht op achteruit gaan. Moeten we uit de MEV concluderen dat we hier
waarschijnlijk niet ongelukkiger van zullen worden?

Uit onderzoek van John Helliwel van de Universiteit van British Columbia
blijkt dat een dalende gezondheid, werkloosheid of een scheiding een veel
grotere daling van ons geluksgevoel veroorzaken dan onzekerheid over je baan
of een fundamentele daling van je inkomen.

Er zijn dus ergere dingen dan een inkomensdaling. Opvallend in dit
kader was dat zowel Bos als Balkenende tijdens de toelichting op de
begrotingen voor volgend jaar zei dat de achteruitgang van de koopkracht
vooral een gevolg was van de gestegen zorgkosten. En laat nu juist onze
gezondheid van veel grotere invloed zijn op ons geluk.

Maakt meer geld dan niet gelukkiger? Volgens 'gelukseconoom' Richard Layton
niet. Hoewel we in het westen al tientallen jaren gestaag rijker worden,
zijn we volgens hem geen spat gelukkiger geworden.

De vraag is dan dus waarom de meeste mensen dan toch streven naar een
grotere auto en een mooier huis. Het blijkt namelijk dat ze hier op de korte
termijn wel even wat gelukkiger van worden, maar op de lange termijn niet.
Al gauw zakt het geluksniveau terug naar het redelijk stabiele
uitgangsniveau van voor de aanschaf.

Als je er vanuit gaat dat alles uiteindelijk is bedoeld om meer nut of in dit
geval geluk te verkrijgen, dan nemen mensen dus eigenlijk om de haverklap
verkeerde beslissingen. Door de overheid kan dit als een legitimering voor
betuttelende maatregelen worden aangedragen. Juist omdat een verslechtering
van je gezondheid van zo grotere invloed is op je geluk, zou je immers
kunnen zeggen dat het goed is dat de overheid de accijnzen op alcohol en
tabak verhoogt. Dat sommige mensen toch echt liever het korte termijn geluk
van een sigaret verkiezen, wordt buiten beschouwing gelaten. De maatregelen
zijn echt allemaal voor onze eigen bestwil, lijkt het hoofdstuk in de MEV te
willen illustreren.

Het blijft uiteraard de vraag hoever een overheid zou moeten willen en
kunnen gaan in het sturen op geluk. Uit het onderzoek blijkt namelijk ook
dat mensen bij het bepalen van hun geluk zichzelf vergelijken met anderen.
Status is van grote invloed op ons geluksgevoel. Niet voor niks blijkt dat
hogere leidinggevenden het gelukkigst zijn en de arbeidsongeschikten het
ongelukkigst. Dit stelt beleidsmakers voor en lastig dilemma. De één zijn
statusverhoging gaat immers ten kosten van de status van een ander.

Economen zijn geneigd schadelijk gedrag te belasten met een heffing. Eigenlijk
zou je iemand die zijn status probeert te verhogen dus met een heffing
moeten confronteren. Uiteraard wordt dit nogal lastig, want zo vraagt het
CPB zich af moet je een sporter die beter presteert en daarom een hogere
status heeft omdat hij meer traint, dan meer belasting laten betalen dan een
sporter die minder traint? Dat kan natuurlijk niet.

Interessant in dit kader is het antwoord op de vraag waar je problemen
het eerst moet aanpakken. Mensen vinden werkloosheid minder erg als er in
hun omgeving meer mensen zijn die werkloos zijn. Zo bekeken zou je dus niet
de werkloosheid in Flevoland aan moeten pakken, maar juist die in Utrecht.
Die laatste is namelijk het laagst.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl