- De huidige krapte op de arbeidsmarkt doet de discussie oplaaien over de vraag of er weer meer arbeidsmigranten nodig zijn.
- Met het oog op de vergrijzing zou echter beter gekeken kunnen worden naar oplossingen waarbij een beroep wordt gedaan op de huidige bevolking van Nederland.
- Een beperkte sociale dienstplicht voor 67-plussers zou een optie kunnen zijn, betoogt Jeroen de Boer van Business Insider.
- Lees ook: Laat jonge werklozen uit Franse voorsteden in Hollandse kassen werken, oppert minister van Gennip
OPINIE – De krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt is op allerlei manieren voelbaar. De werkloosheid bevindt zich op een zeer laag niveau en werkgevers merken dat tekorten aan personeel de groei belemmeren. Hierbij duikt ook weer een oude discussie op: moeten we niet meer arbeidsmigranten binnenhalen om krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken?
In dit gevoelige debat zijn er verschillende kampen. Minister van Sociale Zaken Karien van Gennip opperde dinsdag in het AD om binnen de Europese Unie te kijken of we jonge werklozen uit Frankrijk en Spanje kunnen inzetten als seizoenswerkers in de landbouw of horeca. Ze erkende daarbij wel dat er ook binnen Nederland nog een potentieel ligt van 1 miljoen mensen die helemaal niet werken maar dat wel zouden kunnen, of mensen die meer uren zouden willen draaien.
Wat betreft arbeidsmigratie wil de Europese Commissie nog een stap verder gaan en ook naar arbeidsmigratie van buiten de EU kijken, bijvoorbeeld uit landen als Egypte, Tunesië en Marokko. Over die plannen toonde voormalig topambtenaar Hans Borstlap zich afgelopen maand kritisch. Tegenover NPO Radio 1 noemde hij dat een “heilloos plan”.
Veel mensen die nu nog werkloos zijn, zijn jarenlang “verwaarloosd”, aldus Borstlap. “Nu kúnnen ze aan de slag, en nu gaan we weer denken dat het niet hoeft, want we halen mensen van buiten.”
Meer mensen van buiten Nederland halen zorgt volgens de voormalige topambtenaar ook voor extra druk op de woningmarkt, het onderwijs en de zorg.
Sociale dienstplicht voor 67-plusser
Vanuit het oogpunt van sociale cohesie is het stimuleren van economisch gedreven arbeidsmigratie wellicht niet de optie die je als eerste zou willen inzetten, in ieder geval als het gaat om relatief eenvoudig werk dat door veel mensen gedaan kan worden.
Met het oog op de vergrijzing moet er sowieso anders gekeken worden naar structurele krapte op de arbeidsmarkt.
De vergrijzing zorgt ervoor dat de potentiële beroepsbevolking, ondanks de stijging van de AOW-leeftijd, vanaf 2030 naar verwachting gaat dalen. Daardoor komt er relatief meer druk te liggen op een kleinere groep werkenden in verhouding tot de gepensioneerden.
Aangezien werkenden de kosten van de AOW-uitkering voor ouderen moeten opbrengen, terwijl gemiddeld genomen ouderen ook hogere zorgkosten hebben, zou de oplossing ook deels bij ouderen gezocht kunnen worden. Bijvoorbeeld in de vorm van een sociale dienstplicht voor 67-plussers.
Natuurlijk moet je kijken naar zaken als inzetbaarheid, een zekere mate van vrijwilligheid en sectoren waar dit nuttig kan zijn. De horeca en plukwerk in de landbouw zijn waarschijnlijk minder geschikt voor ouderen.
Maar met bijvoorbeeld aanvullende hulp in de thuiszorg voor andere ouderen en extra bijles in het onderwijs voor jonge kinderen uit kansarmere gezinnen, zouden ouderen die aan het begin van hun AOW-carrière staan een zeer waardevolle bijdrage kunnen leveren.
Wat is het potentieel van de inzet van jongere ouderen?
Stel bijvoorbeeld dat je ouderen vraagt om verdeeld over de eerste twee jaar na de ingang van de AOW-leeftijd 4 uur per week gedurende in totaal 40 weken per jaar inzetbaar te zijn voor een sociale dienstplicht. Dus per persoon gaat dat om 160 uur per jaar.
Als je naar de bevolkingspiramide anno 2022 kijkt dan zijn er 203.000 mensen in de leeftijdscategorie van 67 jaar en 197.000 in de categorie van 68 jaar. In totaal 400.000 personen dus. Als daarvan bijvoorbeeld driekwart inzetbaar zou zijn voor een sociale dienstplicht kom je met 160 uur per jaar per persoon toch al op 48 miljoen uren voor extra hulp aan andere ouderen of betere scholing van kinderen.
Om dit in perspectief te plaatsen: Nederlanders werkten in 2019 (pre-corona) in totaal zo'n 13,8 miljard uur betaald, dus 48 miljoen uren is ongeveer 0,3 procent van dat totaal. Relatief gezien niet veel, maar absoluut wel flink wat uren.
De komende jaren neemt de omvang van de groep jong gepensioneerden overigens alleen maar toe. In 2030 bestaat bijvoorbeeld de groep 67-jarigen naar verwachting uit 233.000 personen, dus 30.000 meer dan nu; en de groep van 68-jarigen bestaat over acht jaar uit 228.000 mannen en vrouwen, 31.000 meer dan nu.
Als het dus gaat om nieuwe manieren om krapte op de arbeidsmarkt en maatschappelijke knelpunten aan te pakken, wordt het tijd om ook te denken aan het potentieel van 'jongere ouderen'.