- De kans dat grote pensioenfondsen van werkgevers moeten korten op de pensioenuitkeringen is afgenomen, dankzij gunstige ontwikkelingen op financiële markten.
- Eind dit jaar moeten de dekkingsgraden, net als vorig jaar, minimaal 90 procent bedragen om pensioenkortingen in 2022 te voorkomen.
- De komende jaren volgt een overstap op een systeem waarbij pensioenfondsen geen harde toezegging meer doen over de toekomstige uitkering.
Grote pensioenfondsen als ABP, PME en PFZW komen er de laatste tijd steeds beter voor te staan. Daardoor is de kans dat ze volgend jaar de pensioenen moeten verlagen verder afgenomen.
Toch blijven de fondsen in hun kwartaalberichten voorzichtig en sommige geven aan dat de situatie zomaar weer kan veranderen als gevolg van schommelingen op de financiële markten.
“We zien, net als in het eerste kwartaal weer een kleine stap voorwaarts in het herstel. Het is fijn dat de dekkingsgraad net boven de 100 procent is, maar het is zeker nog geen tijd om te juichen”, zegt Terry Troost, werkgeversvoorzitter van metaalfonds PMT. Dit betekent dat voor iedere uit te keren euro pensioen, er bij PMT ook een euro belegd is.
Bij zorgfonds PFZW is de graadmeter ook boven de 100 procent uitgekomen, voor het eerst sinds mei 2019. “We zijn nog niet in veilig vaarwater, maar het is een mooie symbolische mijlpaal”, zegt PFZW-bestuursvoorzitter Joanne Kellermann.
Hogere rentes en stijgende aandelenkoersen versterken financiële positie van pensioenfondsen
Dat de financiële positie van de fondsen verbetert, heeft vooral te maken met oplopende rentes op de financiële markten. Ook doen de fondsen de laatste tijd goede zaken met hun beleggingen.
Metaalfonds PME en ambtenarenfonds ABP zitten met hun dekkingsgraad al op respectievelijk 104 en 104,5 procent. "Voor het eerst sinds tijden kan ik daarom aangeven dat de kans op pensioenverlaging volgend jaar erg klein is, maar pensioenverhoging is nog echt niet in zicht", merkt ABP-voorzitter Corien Wortmann-Kool op.
Eind dit jaar moeten de dekkingsgraden, net als vorig jaar, minimaal 90 procent bedragen om pensioenkortingen in 2022 te voorkomen. Verder heeft de overheid bepaald dat de fondsen in aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel moeten toegroeien naar een situatie waarin hun dekkingsgraad ten minste op 95 procent zit.
Een peiling door onderzoeksbureau Aon wees er onlangs ook al op dat het de laatste tijd beter gaat met de Nederlandse pensioenfondsen. Daardoor komt het denken over het verhogen van de pensioenen mogelijk weer wat dichterbij, opperden de deskundigen. Voor de allergrootste fondsen lijkt indexeren op basis van de huidige cijfers nog niet aan de orde. Maar de situatie verschilt wel van fonds tot fonds.
Van de grotere fondsen staat bpfBOUW er wel al langer goed voor. Daar is de dekkingsgraad inmiddels opgelopen tot bijna 121 procent. Bij bpfBOUW zijn de pensioenen de laatste jaren ook al wat omhooggegaan.
Hervorming pensioen: beleggingsrisico gaat naar werknemer
Het pensioen dat via pensioenfondsen van werkgevers wordt opgebouwd, staat bekend als de zogenoemde 'tweede pijler'. De eerste pijler is de AOW-uitkering van de staat. En de derde pijler betreft individuele regelingen voor pensioenopbouw.
Over de situatie bij pensioenfondsen is de afgelopen jaren veel te doen. De meeste fondsen doen een toezegging over de toekomstige uitkering, bijvoorbeeld dat je 70 procent van je gemiddelde loon krijgt bij pensionering. Dit betekent echter ook dat fondsen moeten voldoen aan verplichtingen wat betreft de financiële buffers. Er moet voldoende vermogen staan tegenover de som van alle toekomstige uitkeringsverplichtingen.
Als de zogenoemde dekkingsgraad onder de 100 procent zakt, staat er tegenover elke euro aan uitkeringsverplichtingen minder dan 1 euro aan bezittingen. Daarmee lopen jongere generaties het risico dat de pensioenpot onvoldoende gevuld is als zij met pensioen gaan.
Dit heeft weer tot gevolg dat bij een aanhoudende onderdekking de pensioenpremies omhoog moeten, of dat er gekort moet worden op de pensioenen om de pijn eerlijk te verdelen tussen diverse generaties.
In het kader van het in 2019 gesloten pensioenakkoord is besloten het stelsel te wijzigen. De komende jaren volgt een overstap op een systeem waarbij pensioenfondsen geen harde toezegging meer doen over de toekomstige uitkering. Het beleggingsrisico komt bij de werknemer te liggen. Die kan een hoger of lager pensioen krijgen, afhankelijk van het uiteindelijke beleggingsresultaat van zijn of haar pensioenpot bij een fonds.
De werkgever draagt bij aan de opbouw van pensioen met vaste premiebijdragen. Hierbij speelt geen discussie meer over bijvoorbeeld kortingen bij de opbouw of premieverhogingen, omdat het beleggingsrisico individueler wordt.
[activecampaign form=24]