De dreiging van korting op de pensioenen is groot, nu pensioenfondsen van werkgevers door de coronacrisis extra hard zijn geraakt.
Politiek is het lastig haalbaar om in de huidige omstandigheden te snijden in de pensioenen.
Intussen wordt de noodzaak van hervorming van het pensioenstelsel alleen maar groter.
Een optie kan zijn om de fiscale grens voor de maximale pensioenopbouw te verlagen, stellen economen van Rabobank.
De coronacrisis heeft Nederlandse pensioenfondsen hard geraakt. Dat zet ook de discussie over de houdbaarheid van het pensioenstelsel op scherp.
Om politieke redenen kan er op de korte termijn voor worden gekozen om korting op de pensioenen uit te stellen. Maar intussen moet wel gekeken worden naar alternatieven.
De grote pensioenfondsen in Nederland hebben door de coronacrisis tientallen miljarden euro’s aan vermogen verloren. Hun toch al zwakke financiële gezondheid is in het eerste kwartaal van dit jaar flink verslechterd.
De zogenoemde dekkingsgraad is bij veel pensioenfondsen onder de grens van 100 procent gezakt. Dit betekent dat er tegenover elke euro aan uitkeringsverplichtingen minder dan één euro aan bezittingen staat.
Anders gezegd: op de lange termijn hebben pensioenfondsen onvoldoende geld om generaties die straks met pensioen gaan eenzelfde uitkering te bieden als huidige gepensioneerden.
Dit gegeven maakt ingrijpen bij pensioenfondsen op den duur noodzakelijk. Of er volgend jaar bij veel fondsen daadwerkelijk gekort zal moeten worden op de pensioenen, is nog onduidelijk. Dat hangt er deels ook vanaf of de overheid nog besluit om fondsen extra ruimte te geven, net als afgelopen jaar.
Pensioen met vaste toezegging van werkgever staat onder druk
Onafhankelijke pensioenexperts zijn kritisch over de houdbaarheid van het huidige stelsel. Zo schreef econoom Piet Rietman van ABN Amro in april: “Nu de coronacrisis aantoont hoe instabiel het huidige stelsel is en hoe laag de dekkingsgraden kunnen worden, kan alleen nog maar gewerkt worden aan een stelsel zonder rekenrente en dekkingsgraden. Dat is in de praktijk een stelsel zonder vaste pensioenaanspraken.”
Momenteel is het zo dat de meeste pensioenfondsen van werkgevers een toezegging doen over de hoogte van de toekomstige uitkering. Bijvoorbeeld een uitkering die, aangevuld met de AOW-uitkering van de staat, gelijk staat aan 70 procent van het gemiddelde loon.
In een systeem zonder vaste toezeggingen over de hoogte van de pensioenuitkering kunnen pensioenfondsen van werkgevers nog wel maandelijks een bepaalde premiebijdrage voor de pensioenopbouw storten, maar is er geen collectief risico meer.
De pensioenpremies worden dan in een persoonlijke beleggingspot van de werknemer gestopt. Het beleggingsrisico ligt vervolgens bij de werknemer. Is de opgebouwde beleggingspot bij pensionering hoog, dan heeft de werknemer een beter pensioen. Valt de beleggingsopbrengst door perikelen op de beurs toevallig een beetje tegen, dan is er ook minder pensioen.
Aftoppen salarisgrens voor opbouw pensioen
Het probleem van de gebrekkige financiële buffers kan echter ook op een andere manier worden aangepakt. Economen van Rabobank wijzen in een begin deze maand verschenen rapport op de mogelijkheid de fiscale begunstiging van de pensioenopbouw 'af te toppen'.
Dat kan als volgt gaan. Werkgevers en werknemers storten maandelijks belastingvrij premies in de kas van pensioenfondsen. Daarmee wordt in veel gevallen pensioen opgebouwd dat gekoppeld is aan de hoogte van het loon. Maar hiervoor geldt een maximum van ruim 110.000 euro als salaris waarmee fiscaal gunstig pensioen kan worden opgebouwd.
Economen van Rabobank suggereren dat die grens verlaagd zou kunnen worden naar bijvoorbeeld 50.000 euro. Daar merken circa 4 miljoen werknemers met een bruto salaris van minder dan 50.000 euro niets van. Een groep van ruim 2 miljoen werknemers met een salaris tussen de 50.000 euro en 100.000 euro voelt dit wel.
De economen van Rabobank wijzen erop dat zo'n verlaging van de loongrens waarover fiscaal gunstig pensioen kan worden opgebouwd, diverse gevolgen heeft.
Als er bijvoorbeeld over een jaarinkomen van 70.000 euro pensioen wordt opgebouwd, wordt er jaarlijks bijna 14.000 euro aan premie ingelegd, waarvan het gros voor rekening van de werkgever komt.
Bij een aftopping van de fiscale pensioengrens naar 50.000 euro zou in dit voorbeeld 5.000 euro aan premie-inleg niet meer belastingvrij zijn, rekenen de economen van Rabobank voor.
De werkgever kan die 5.000 euro aan overtollige premies uitkeren als loon, waardoor het brutoloon met 5.000 euro per jaar stijgt. Daar betaalt de werknemer vervolgens belasting over, maar het nettoloon stijgt wel.
De werknemer kan vervolgens kiezen: het extra loon inzetten om bijvoorbeeld meer af te lossen op een hypotheek, of dit geld individueel inzetten om te beleggen voor pensioen. Vraag is dan wel in hoeverre de overheid daarvoor fiscale voordelen biedt.
De economen van Rabobank merken verder op dat zo'n aftopping van het pensioengevend loon nadelig kan zijn als bijvoorbeeld in een huishouden de ene partner relatief veel pensioen opbouwt en de ander juist minder. Als de hoge pensioenopbouw van de ene partner plots wordt afgetopt, kan dat voor het gezamenlijke pensioeninkomen van beide partners flinke gevolgen hebben.