Het is niet zo gemakkelijk om er achter te komen waar de business schools naar
op zoek zijn. In tegenstelling tot vacatureomschrijvingen zijn de eisen
meestal vaag en zeer ruim geformuleerd. Wat zijn ‘uitstekende
leiderschapskwaliteiten’ en wanneer ben je ‘excellent’?
De toelatingscriteria zijn duidelijk, maar waarom iemand wel of niet
wordt aangenomen is wat moeilijker te definiëren. Dat erkent Hetty
Brand-Boswijk hoofd externe relaties en onderdeel van de toelatingscommissie
van de Rotterdam School of Management (RSM). “Er is niet één duidelijk
criterium waar ik mijn kandidaten aan meet. Het is niet te kwantificeren. We
zoeken naar een duidelijke ontwikkeling, een stijgende lijn. Dat kan zijn
binnen een bedrijf, waar iemand heel snel carrière heeft gemaakt. Maar dat
kan ook erbuiten. We hebben nu bijvoorbeeld een student die drie jaar
professioneel volleybal heeft gedaan. Kijk, dat zijn ook weer dingen waar
iemands persoonlijkheid uit blijkt.”
De Nederlandse MBA-opleidingen willen geen getallen geven, maar internationaal
is het percentage afvallers enorm. Voor de topuniversiteiten valt ongeveer
85 procent van de kandidaten af.
Columbia Business School kreeg vorig jaar 5600 aanmeldingen binnen.
Slechts zestien procent werd daadwerkelijk toegelaten. Stanford ontving 4868
aanmeldingen, 379 gingen er aan de slag. En aan de Harvard Business School
schommelt het percentage van toegelaten studenten tussen de 12 en 16
procent.
Hoe kan je er dan voor zorgen dat je door de strenge selectie komt?
Ten eerste moet je zorgen dat je door de eerste ronde komt. Alle scholen
beginnen met een schriftelijke of online aanmeldingsprocedure. Op basis
daarvan worden kandidaten wel of niet uitgenodigd voor een gesprek.
De eerste ronde bestaat uit een aantal onderdelen. Een vragenlijst,
c.v. en essayvragen, referenties en testscores van een Toefl- en Gmat-test.
Een Toefl-test meet de kennis van Engels als tweede taal. Gmat meet het
vermogen om een businessopleiding te doen. Vooral de Gmat-score is
belangrijk.
Gmat is een gestandardiseerde test die over de hele wereld gedaan kan worden.
De test bestaat uit twee analytische essayvragen waarin kritisch nadenken en
het beschrijven van complexe ideeën wordt gemeten. Verder bestaat de test
uit wiskundige en taalkundige meerkeuzevragen.
Studenten die worden toegelaten aan Wharton, volgens de Financial Times
de beste MBA ter wereld, hebben een gemiddelde score van 712. Bij Stanford,
de nummer drie, ligt het gemiddelde hoger, 720.
Voor de Nederlandse business schools zijn de scores lager. De gemiddelde score
voor de fulltime MBA aan de RSM zit tussen de 640 en 650. Business school
TiasNimbas hanteert voor de fulltime MBA een minimum score van tussen de 600
en 620.
Maar met een minder goede Gmat is de kans op een MBA nog niet verkeken.
Volgens Brand-Boswijk is de test vooral een graadmeter van het rekenkundig
vermogen: “We zien grote culturele verschillen in Gmat-scores. Kandidaten
uit de Verenigde Staten scoren vaak erg hoog op een Gmat. Dat komt doordat
daar in het onderwijs erg veel aandacht wordt besteed aan analytische
vaardigheden. Net als bijvoorbeeld in India.”
Ook voor Nederlanders is er goede hoop. Bie De Graeve, MBA-director aan
TiasNimbas, ziet dat studenten uit Wageningen buitengewoon hoog scoren: “Die
scoren echt onnoemelijk goed op de Gmat-tests. Maar ook mensen die in Delft
gestudeerd hebben, zitten meestal wel boven de 700. De technische studies
scoren over het algemeen beter.”
Het volgende punt in de aanmelding zijn de essayvragen. Deze zijn meestal vrij
standaard en een uitgelezen kans voor een kandidaat om zich te
onderscheiden. Een van de vragen die altijd wordt gesteld is: waarom kies je
voor deze MBA. Onderschat de waarde van deze vraag niet.
Victoria Bressers, hoofd toelatingen aan Nyenrode, ziet het hier nog
wel eens misgaan: “Kandidaten moeten er goed voor zorgen dat de aanmelding
echt voor Nyenrode is en niet voor een andere school. Het gebeurt wel eens
dat we essays ontvangen die vertellen hoe goed de ‘fit’ is tussen de
kandidaat en school X.”
Maar een kandidaat moet wel over zichzelf vertellen en niet doorslaan naar de
andere kant. Bressers: "Soms verspillen kandidaten veel tijd en ruimte
om ons te vertellen hoe sterk wij zijn in bepaalde punten, in plaats van
over zichzelf te vertellen. Waar we goed in zijn, weten we al.”
Laatste punt in de eerste ronde zijn de referenties. De meeste scholen
vragen er twee, maar de manier waarop verschilt. Bij RSM moeten de
referenties een vragenlijst invullen, TiasNimbas vraagt ze een brief te
schrijven.
Ook over welke referenties het beste kunnen worden opgegeven, verschillen de
meningen. Brand-Boswijk raadt aan om een referentie aan je directe baas en
aan iemand die je op een andere manier goed kent, te vragen. “Natuurlijk
niet je ouders, maar iemand die kan zeggen hoe je functioneert. Een dominee
van een kerk waarin iemand actief is, of de coach van een sportteam.”
De Graeve heeft liever geen persoonlijke referenties. “Naast de direct
leidinggevende hebben wij graag als tweede referentie iemand die ook een
professionele relatie heeft met de kandidaat. Dat kan een HR-manager zijn,
maar ook een klant.”
Wel zijn ze het erover eens dat het beter is dat de direct leidinggevende de
voorkeur heeft boven de directeur. Ze willen zien hoe iemand functioneert,
niet dat hij de juiste personen kent.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl