Toen spaarstunters DSB Bank en Icesave in 2008 rentes van vijf procent boden,
hoorde je weinig geklaag over de rekenmethode die de fiscus hanteert voor de
heffing op spaargeld en andere beleggingen.

De Belastingdienst gaat uit van een fictief rendement van vier procent op
vermogen, waarover 30 procent belasting wordt geheven. Per saldo komt dat
neer op een heffing van 1,2 procent op spaargeld en beleggingen.

Met de lage spaarrentes van gemiddeld twee procent dit jaar, worden spaarders
daar niet vrolijk van. Trek je de belasting van 1,2 procent van de
spaarrente af, en neem je de inflatie van 1,6 procent mee, dan levert sparen
niets op. Steker, je levert jaarlijks een beetje in.

Vier procent rendement
Geen wonder dat de
roep klinkt
dat het fictieve rendement van vier procent per jaar,
waarmee de fiscus rekent, onrechtvaardig is. Voorlopig willen
staatssecretaris van Financiën Frans Weekers en minister Jan Kees de Jager
echter niet morrelen aan de heffing in Box 3.

De achterliggende reden is vooral praktisch. De huidige heffing levert de
staat redelijk voorspelbare inkomsten op, en de uitvoering is eenvoudig. De
fiscus hoeft alleen te weten wat het saldo van spaargeld en beleggingen is
op 1 januari en 31 december. Dan rolt het belastbare bedrag er automatisch
uit.

In totaal levert dit jaarlijks zo'n 3,5 miljard euro aan belastinginkomsten
op. Belastinginkomsten die worden opgebracht door 20 procent van de
belastingplichtigen. Vooral uit het oogpunt van eenvoud, zo concludeerde een studiecommissie
van fiscale experts eerder dit jaar, is het niet handig box 3 rigoureus aan
te passen.

Box 3 op de schop?
Fiscale fijnproevers zien weliswaar liever een belasting op daadwerkelijk
gemaakte vermogenswinsten, zodat je in slechte beurs- en spaarjaren minder
belasting betaalt dan in goede. Maar het probleem is dat de fiscus dan veel
meer controlewerk heeft om te achterhalen of vermogenswinsten eerlijk worden
opgegeven.

Toch valt er wel iets voor te zeggen, om de huidige vermogensheffing aan te
passen. Vooral omdat er geen verschil wordt gemaakt tussen het rendement op
spaargeld en meer risicovolle beleggingen.

Eén van de suggesties is om het veronderstelde rendement op spaargeld en
beleggingen niet standaard op vier procent te stellen, maar te baseren op
bijvoorbeeld het gemiddelde van de afgelopen tien jaar.

Op korte termijn biedt dat echter weinig soelaas. Geldt bijvoorbeeld het
rendement van tienjarige Nederlandse staatslening als ijkpunt, dan rolt er
over de periode tussen 1999 en 2009 een percentage van gemiddeld 4,3 procent
uit, blijkt uit gegevens van De Nederlandsche Bank. Ofwel: een rendement dat
hoger is dan het huidige fictieve rendement van vier procent.

Rendement naar risico
Een theoretisch mooie oplossing is om met verschillende standaardrendementen
te werken: bijvoorbeeld één voor spaargeld en één voor overige beleggingen.
Dan zou je bijvoorbeeld het veronderstelde spaarrendement op twee procent
kunnen stellen, en dat voor meer risicovolle beleggingen op vijf of zes
procent.

Nadeel is wel dat het dan aanlokkelijk wordt om eind december en begin januari
tijdelijk bedragen over te boeken van de beleggings- naar de spaarrekening,
zodat er optisch meer wordt gespaard. De fiscus moet dan weer iets verzinnen
om dergelijke foefjes te doorzien.

Meer vermogen, meer rendement
Meest praktische optie is wellicht om onderscheid te maken tussen
bijvoorbeeld vermogen tot één ton en vermogen dat daar boven ligt.

Het is niet al te ver gezocht om te veronderstellen dat burgers vermogen tot
pakweg een ton grotendeels als spaargeld zullen aanhouden, en extra geld in
beursbeleggingen zullen steken. Daar kun je dan ook verschillende rendement
voor rekenen. Bijvoorbeeld twee procent rendement voor bezittingen tot een
ton, en vijf procent rendement op vermogen boven die grens.

In box 3 is de eerste 20.661 euro aan vermogen sowieso vrij gesteld van de
belastingheffing, waarmee de kleinste spaarders nu al worden ontzien.
Ongetwijfeld is ook laatst genoemde oplossing niet ideaal. Wie een perfect
idee heeft, mag het zeggen.

Lees ook:

Ophef over spaarvarkens, gemaakt van echte biggen

Allard Gunnink: spaarplan als ghostbuster?

Spaarrentes: alles over slim sparen en rente op rente

Waarom sparen slim blijft

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl