Italië moet nodig iets doen aan zijn brakke banken, terwijl Spanje en Portugal achterlopen met het op orde brengen van hun begroting. Er is werk aan de winkel in de zuidelijke eurolanden.
Italië moet zijn problemen met rotte bankleningen oplossen binnen het raamwerk van de nieuwe Europese regels voor het saneren van zwakke banken, waarschuwde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) maandagavond.
Italiaanse banken kampen met miljarden aan oninbare leningen die de vermogensbuffers van de banken bedreigen. Volgens nieuwe Europese regels moeten bij de sanering van banken eerste aandeelhouders en obligatiehouders bloeden, ofwel de private geldschieters van banken. Pas daarna mag er gekeken worden naar staatssteun.
Het probleem met Italiaanse banken is dat veel particuliere beleggers bankobligaties hebben gekocht, soms als pensioenvoorziening. De Italiaanse premier Matteo Renzi wil obligatiehouders van zwakke banken daarom ontzien en liever direct staatsgeld in de banken pompen.
Zwakke groei Italië
Het IMF roept de Italiaanse regering in het rapport van maandagavond op om vaart te maken met de aanpak van zwakke banken, waarbij “zorgen over particuliere beleggers adequaat moeten worden aangepakt.” De suggestie is hier dat Italië aan de ene kant wel de nieuwe saneringsregels (in jargon: bail in) moet volgen, maar wellicht iets kan doen om de pijn voor particuliere beleggers te verzachten.
Het kan tot 2025 duren voordat Italië weer op het economisch niveau is van voor de crisis, steltd het IMF verder in het rapport. Volgens het IMF hebben buurlanden tegen die tijd een economische groei van 20 tot 25 procent ten opzichte van het niveau van 2008.
Het IMF verlaagde zijn prognose voor de economische groei in Italië voor dit jaar naar nog geen 1 procent, waar voorheen een groei van 1,1 procent voorspeld werd. Ook voor 2017 is de verwachting van 1,25 procent naar beneden bijgesteld op ongeveer 1 procent.
Begrotingstekorten Spanje en Portugal
Voor eurolanden Spanje en Portugal is er ook het nodige te doen, maar dan gaat het vooral op te hoge begrotingstekortetn.
De EU-landen bespreken maandag en dinsdag ‘de onvoldoendes’ die de Europese Commissie de twee landen vorige week gaf. De afgelopen jaren hebben Spanje en Portugal te weinig ,,effectieve actie” ondernomen om hun begrotingstekorten weg te werken, ondanks afspraken daarover en extra tijd om de doelstellingen te bereiken.
De ministers van Financiën besluiten dinsdag of zij het eens zijn met de Commissie. In dat geval moet de commissie binnen twintig dagen bekend maken welke sancties zij oplegt. Madrid en Lissabon krijgen tien dagen de kans om Brussel te overtuigen dat ze geen straf verdienen en hun leven zullen beteren.
,,De volgende stappen zijn ook afhankelijk van hoeveel de achterstand is en wat Spanje en Portugal zelf gaan voorstellen om hun problemen weg te werken”, zei eurogroep-voorzitter Jeroen Dijsselbloem. ,,Hoe meer ze op tafel leggen, hoe beter. Het oplossen van begrotingstekorten kost jaren. De vraag is wat ze meer kunnen doen en hoe lang ze nodig hebben."
Wel of geen boete
De EU-regels schrijven een begrotingstekort van maximaal 3 procent van het bruto binnenlands product voor. Het Spaanse tekort bedroeg vorig jaar 5,1 procent en dreigt dit jaar op minimaal 3,9 procent te stranden. Het Portugese tekort was vorig jaar 4,4 procent.
Als de Commissie zou besluiten boetes uit te delen, kunnen die oplopen tot 346 miljoen voor Portugal en 2 miljard euro voor Spanje. Daarnaast dreigen ze EU-subsidies voor nieuwe projecten mis te lopen.
Het uitblijven van een boete voor Spanje of Portugal wegens het verzaken van hun begrotingsverplichtingen is volgens Dijsselbloem "mogelijk", zei hij maandag in Brussel. "Dat besluit is aan de Europese Commissie."
Bron: ANP/Z24
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl