- De geallieerde landing bij de Normandische kust tijdens de Tweede Wereldoorlog op 6 juni 1944 was een gigantische prestatie.
- Was D-Day de laatste, grote amfibische invasie tijdens een oorlog?
- Tegenwoordig kan een verdedigende macht met moderne wapens en surveillancesystemen veel effectiever opereren. En er is de ultieme optie: de inzet van nucleaire wapens.
- Lees ook: De oorlog in Oekraïne sleept voort: 4 manieren waarop het conflict met Rusland kan eindigen
ANALYSE – D-Day is meer dan de grootste amfibische invasie uit de militaire geschiedenis, zelfs 80 jaar na het epische gevecht bij de kust van Normandië. De geallieerde operatie markeerde het begin van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Daarbij blijven de moed, het uithoudingsvermogen en de wonderbaarlijke inspanning van de geallieerde troepen indruk maken.
Maar was D-Day de laatste grote amfibische invasie tijdens een oorlog? Kunnen zulke enorme hoeveelheden troepen en materieel opnieuw worden ingezet tijdens in de huidige tijd?
De Tweede Wereldoorlog markeerde het hoogtepunt, dan wel dieptepunt, van het in 1792 begonnen tijdperk van oorlogen tussen omvangrijke legers. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw hebben wapens als geleide raketten, spionagesatellieten en atoombommen nieuwe grootschalige amfibische invasies echter voorkomen.
Zelfs naar de standaarden van de Tweede Wereldoorlog was de geallieerde invasie van Normandië van 6 juni 1944 gigantisch. Bij Operation Overlord werden meer dan 2 miljoen militairen ingezet, 13.000 vliegtuigen en 7.000 schepen van meer dan tien verschillende landen. Zes infanteriedivisies – drie Amerikaanse, twee Britse en een Canadese – zouden tegelijkertijd voet zetten op het strand, terwijl drie luchtmachtdivisies – twee Amerikaanse en een Britse – in het door de Duitsers bezette gebied zouden landen.
Er kwamen op die historische dinsdagochtend 160.000 militairen aan land en daarbovenop wisten 13.000 geallieerde parachutisten achter de Atlantikwall te landen. En dat was nog maar het topje van de ijsberg van de geallieerde troepen die tijdens de oorlog werden ingezet in Europa en het Pacifische gebied: het Amerikaanse leger breidde uit tot 11 miljoen militairen tijdens de oorlog - waarvan alleen al 2 miljoen in Europa - terwijl het Britse leger groeide tot 3 miljoen militairen.
De omvang van de huidige troepen is tegenwoordig maar een fractie van destijds. Het hele Amerikaanse leger bestaat uit 450.000 actieve militairen en voor het Verenigd Koninkrijk zijn dat er 76.000 en dat worden er steeds minder.
De konvooien van troepen en materieel op D-Day werden begeleid door 1.200 oorlogsschepen. Tegenwoordig heeft de Amerikaanse marine wereldwijd slechts 290 grote oorlogsschepen en amfibieschepen, terwijl de Britse marine nog maar 66 gevechtsschepen heeft.
De 86 squadrons van de Canadese luchtmacht maakten Canada in 1945 de op drie na grootste luchtmacht van de wereld en bijna 40 squadrons daarvan werden ingezet bij Normandië. Tegenwoordig heeft Canada nog maar vier gevecfhtssquadrons met 77 verouderde F/A-18 Hornet-toestellen.
Bij het plannen van D-Day hadden de geallieerden twee grote angsten: de uitgebreide kustverdediging van de Duitsers trotseren om aan land te komen en daarna het overleven van de onvermijdelijke Duitse tegenaanval van de Panzer-divisies die hen achter de stranden zouden opwachten. Dat betekende dat er genoeg transportcapaciteit moest zijn om een grote aanvalsmacht te laten landen en die vervolgens snel te versterken met troepen, voorraden en vooral ook tanks en artillerie om kans te maken in de gevechten die plaats zouden vinden na de landing.
Om dat te bewerkstelligen werden 3.000 landings- en transportschepen ingezet. De Amerikaanse marine heeft nu nog maar voldoende amfibische capaciteit om twee brigades te laten landen op vijandelijk gebied.
Op D-Day werden drie luchtmachtdivisies gedropt op vijandelijk terrein door meer dan duizend C-47- transportvliegtuigen. Tegenwoordig heeft de Amerikaanse luchtmacht nog maar net tweehonderd C-17 vrachtvliegtuigen die troepen kunnen droppen.
Al die cijfers wijzen op een fundamenteel verschil tussen 1944 en 2024. Grootmachten gingen tachtig jaar geleden voor een 'totale oorlog', waar ze vrijwel alle menselijke en industriële middelen voor inzetten. De huidige westerse legers bestaan uit veel kleinere vrijwillige troepen, die worden gesteund door een defensie-industrie die nog slechts een fractie bedraagt van de capaciteit van de jaren '40.
Zoals de aanhoudende wapen- en munitietekorten in de oorlog tussen Rusland en Oekraïne laten zien, is er - zelfs als er genoeg militairen beschikbaar zouden zijn voor een grootschalige invasie - te weinig materieel beschikbaar.
In de Tweede Wereldoorlog konden de invasietroepen het best gestopt worden voordat ze voet aan wal zetten. Als de Duitse marine en luchtmacht de invasiemacht hadden kunnen vernietigen of terug hadden kunnen dringen, dan zou de landing nooit plaats hebben gevonden.
D-Day had alleen maar succes, omdat de Duitse vloot na een lang en bloedig gevecht kon worden gedecimeerd, de U-boten werden uitgeschakeld en de Luftwaffe vleugellam werd gemaakt. De Duitse verdedigingsmacht die de Franse kusten moest verdedigen was ook verzwakt, omdat er troepen naar het Oostfront waren gestuurd om te proberen de opmars van Sovjet-troepen te stuiten.
Het simpele feit dat de invasie überhaupt plaatsvond, betekende dat de geallieerden al een voordeel hadden behaald. Ze konden ook rekenen op bombardementen op Duitse doelen, zodat de tegenaanval verzwakt zou worden.
Hitler had zijn hoop gevestigd op de Atlantikwall, een bijna 3.000 lange verdedigingslinie langs de kust. De bunkers en de schuilplekken die waren voorzien van machinegeweren, zorgden inderdaad voor de nodige verliezen in Normandië. Vooral tijdens het bloedbad bij de landing van Amerikaanse militairen op Omaha Beach. Maar de Atlantikwall was vanwege de enorme verspreiding lang niet sterk genoeg om weerstand te bieden aan de overweldigende geallieerde troepenmacht.
In het moderne militaire taalgebruik valt het stoppen van een amfibische invasie onder de zogenoemde "anti-toegang/gebiedsweigering", oftewel A2/AD. Invasieplanners zijn zich ervan bewust dat de kustlijn en wateren tot op honderden kilometers van de stranden 'no-go zones' zijn geworden voor oorlogsschepen en transport.
Spionagesatellieten en verkenningsdrones kunnen heel snel een invasievloot ontdekken en die komt dan bloot te staan aan langeafstandsaanvallen met raketten, waardoor de verdediging meer tijd heeft om troepen en vuurkracht naar de waarschijnlijke landingszone te verplaatsen.
De huidige kustverdedigingssytemen bestaan onder meer uit hypersonische antischeepsraketten die tien keer de geluidssnelheid kunnen bereiken, gps-gestuurde kruisraketten en zweefbommen, kleine maar sterke onderzeeboten, geleide artilleriegranaten voor de lange afstand en een grote variatie aan drones. Daarmee kan de invasiemacht al enorm worden verzwakt voordat het strand ook maar in zicht is.
En niet alleen grootmachten als Rusland en China hebben deze wapens: ook kleinere landen als Iran en Noord-Korea kunnen van hun stranden dodelijke vallen maken.
Aan het begin van de Oekraïne-oorlog was er de angst dat de Russische marine steden zou bestoken en amfibische troepen zou laten landen, maar inmiddels heeft de Zwarte Zee-vloot tientallen oorlogsschepen en amfibische schepen verloren door antischeepsraketten en kleine robotbootjes volgepakt met explosieven. Hoewel Rusland een veel grotere marine heeft dan Oekraïne, durft het nauwelijks nog in de buurt van de Oekraïense kust te komen.
Natuurlijk zou je ook kunnen zeggen dat technologie twee kanten op werkt. Slimme bommen kunnen ook de delen van de kustverdediging uitschakelen. En helikopters kunnen vanaf een amfibische vloot tot honderden kilometers verderop troepen en voorraden droppen. En drones, onbemande tanks en robotmijnvegers kunnen hindernissen op het strand vernietigen.
Uiteindelijk zijn amfibische invasies pas echt de nek omgedraaid door de dreiging van de atoombom. Al gelijk in 1945 toen de VS atoombommen afwierp op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki, realiseerden legers zich dat als één bom een hele stad kon vernietigen, die ook een hele amfibische vloot zou kunnen uitschakelen.
Een test van de Amerikaanse marine bij het Bikini-atol in 1946 liet op beeldende wijze zien hoe een nucleaire ontploffing slagschepen en vliegdekschepen als badspeeltjes kon vernietigen. Tegenwoordig is ook Rusland tot de tanden toe gewapend met tactische kernwapens om een grote vloot uit te kunnen schakelen.
Dat betekent niet dat amfibische operaties helemaal achterhaald zijn. Ze zijn nog steeds nodig op een planeet die voor 71 procent uit water bestaat en waar de oceaan meestal de best haalbare manier is om troepen te vervoeren. Maar de herinnering aan D-Day heeft een uniek karakter, want we zullen nooit meer een vergelijkbare dag meemaken.
Michael Peck schrijft over militaire aangelegenheden voor onder meer Forbes, Defense News en Foreign Policy Magazine en heeft een mastertitel in de politieke wetenschap.