Bijna iedereen gaat er komend jaar iets op vooruit, naar verwachting. Dat is onder andere te danken aan een verlaging van de inkomstenbelasting en een verhoging van de heffingskortingen. Dit verandert er in 2019 bij de fiscus.
Onze boodschappen en bezoekjes aan bijvoorbeeld de kapper worden vanaf januari duurder, vanwege een verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9 procent. Desondanks heeft naar schatting 96 procent van de Nederlanders straks netto meer te besteden, met dank aan een reeks belastingverlagingen.
In dit tweede deel van de jaarlijkse serie van Business Insider over financiële veranderingen in het nieuwe jaar zoomen we in op de Belastingdienst.
Aanpassing belastingschijven
Het nieuwe kabinet wil in 2021 het aantal belastingschijven voor de inkomstenbelasting terugbrengen van vier naar twee: een basistarief van 37,05 procent en een toptarief van 49,5 procent, voor inkomens boven de 68.507 euro.
Komend jaar wordt daar een eerste stap in gezet. Het aantal belastingschijven gaat dan terug van vier naar drie. Ook worden de tarieven in de tweede en derde schijf fors verlaagd, terwijl het tarief in de eerste schijf iets omhoog gaat.
Het tarief in de eerste schijf neemt toe van 36,55 naar 36,65 procent. Het tarief in de tweede en derde schijf daalt daarentegen, van 40,85 procent naar 38,10 procent. Het tarief in de vierde schijf wordt licht verlaagd, van 51,95 procent naar 51,75 procent.
Door de aanpassing van de tarieven zullen de meeste mensen minder inkomstenbelasting gaan betalen. Maar er zit ook een keerzijde aan: de hypotheekrente moet ook tegen een lager belastingtarief worden afgetrokken.
Tarieven box 3
Het is spaarders al jaren een doorn in het oog: het fictieve rendement waarover je vermogensbelasting betaalt in box 3 (over inkomsten uit sparen en beleggen) ligt veel hoger dan de werkelijke spaarrente.
Ook komend jaar gaat de fiscus waarschijnlijk uit van een hoger rendement dan je in werkelijkheid op een spaarrekening kunt krijgen, al sluit de heffing wel iets beter aan bij het gemiddelde werkelijke rendement.
Over de eerste 71.650 aan vermogen boven de vrijstelling betaal je straks per saldo 0,58 procent belasting (30 procent over een forfaitair rendement van 1,94 procent). Nu is dat nog 0,61 procent.
Over het vermogen hierboven tot 978.000 euro) moet je 1,34 procent afrekenen (tegen 1,30 procent nu). Het vermogen daarboven wordt belast met 1,68 procent, versus de huidige 1,62 procent.
Een ander goed nieuwtje is dat de vrijstelling omhoog gaat. Over de eerste 30.360 euro (of het dubbele bij fiscaal partners) aan vermogen hoef je geen belasting te betalen.
Groene beleggingen en contant geld
Groene beleggingen zijn straks vrijgesteld tot in totaal maximaal 58.540 euro, of het dubbele voor fiscaal partners.
De vrijstelling voor een uitvaartverzekering of andere overlijdensrisicoverzekering in box 3 stijgt naar van 7.033 euro naar 7.118 euro.
Ook de vrijstelling voor contant geld en cadeaubonnen neemt een beetje toe, naar 534 euro (of het dubbele voor fiscaal partners).
Heffingskortingen
Heffingskortingen zijn kortingen op de belasting die je bent verschuldigd. Hoe hoger de korting, hoe minder belasting je hoeft te betalen en hoe meer je dus netto overhoudt. Er bestaan verschillende heffingskortingen. De meeste gaan omhoog en dat is goed nieuws voor belastingplichtigen.
... zoals de Algemene heffingskorting
De algemene heffingskorting is een algemene korting op de inkomstenbelasting voor iedereen die belasting betaalt. De hoogte van de korting hangt af van je inkomen: hoe lager dat is, hoe meer korting je krijgt.
Deze heffingskorting wordt komend jaar verhoogd, waardoor mensen met een besteedbaar inkomen tot 68.507 euro netto meer overhouden. Hier profiteren vooral mensen met een jaarinkomen tot 20.384 euro van. Verdien je tussen de 20.384 en 68.507 euro dan ga je er ook op vooruit, maar in iets mindere mate. Is je inkomen hoger, dan maak je helaas geen aanspraak op die korting.
... en Arbeidskorting
Er bestaat ook een heffingskorting voor mensen die werken: de arbeidskorting. De maximale arbeidskorting voor lagere inkomens gaat komend jaar met 150 euro omhoog naar 3.399 euro. Hierdoor wordt het voor lagere inkomens meer lonend om te werken of meer uren te draaien. Is je inkomen hoger dan 90.710 euro, dan heb je geen recht op deze tegemoetkoming.
Aanrechtsubsidie
Verder wordt de zogeheten aanrechtsubsidie de komende vier jaren in stapjes afgebouwd. Als je jouw algemene heffingskorting of arbeidskorting niet volledig gebruikt omdat je inkomen te laag is, kun je deze nu nog laten uitkeren aan je partner. Dat kan in 2024 niet meer.
Ouderenkorting
De maximale ouderenkorting wordt met 178 euro verhoogd, waardoor gepensioneerden netto meer te besteden hebben.
Verder wordt deze belastingkorting vanaf komend jaar geleidelijk afgebouwd, vanaf een inkomen boven de 36.786 euro. Dat is gunstig voor ouderen met een inkomen tussen de 36.000 en 47.000 euro. Wie nu één euro boven de inkomensgrens uitkomt, ziet de korting abrupt dalen van 1.418 naar 72 euro. Komend jaar gaat de daling geleidelijk.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Werknemers die werk combineren met de zorg voor jonge kinderen tot 12 jaar hebben recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Dit jaar hebben (werkende) minst verdienende partners en alleenstaanden met jonge kinderen nog recht op een basisbedrag van ruim 1.052 euro bij een inkomen van 4.934 euro. Komend jaar verdwijnt dat basisbedrag. Hierdoor bereik je de maximale korting eerder.
BTW: lage tarief naar 9 procent
Het verlaagde btw-tarief wordt verhoogd van 6 naar 9 procent. Hierdoor moet je straks meer betalen voor bijvoorbeeld de boodschappen en medicijnen. Maar ook voor allerlei diensten, zoals de kapper, de fietsenmaker en de schilder.
Ook roken wordt een stuk duurder, omdat de accijnzen op tabaksproducten omhoog gaan.
De prijs van postzegels gaat overigens ook omhoog. Voor een zegel betaal je straks 0,87 cent: 4 cent meer dan nu.
Wat betekent dit alles voor onze koopkracht?
De stijging van de zorgpremie, de verhoging van de btw en andere prijsstijgingen hakken er behoorlijk in. Toch hebben de meeste Nederlanders volgend jaar iets meer te besteden. Dat is te danken aan de verlagingen van de belastingtarieven, de verhoging van de heffingskortingen en loonstijgingen.
Uit recente berekeningen van het kabinet blijkt dat de koopkracht volgend jaar met gemiddeld 1,6 procent stijgt. Ongeveer 96 procent van de Nederlanders gaat er naar verwachting op vooruit.
Hoe dit voor de verschillende groepen uitpakt, kun je lezen in deze brief aan de Tweede Kamer. In de grafiek hieronder zie je het effect voor enkele zogenoemde 'voorbeeldhuishoudens'.
Dit zijn gestandaardiseerde inkomens, waarbij het uitgangspunt is dat er verder niets verandert. Dus deze koopkrachtplaatjes houden geen rekening met bijvoorbeeld het inkomenseffect van een wisseling van baan, een bonus, ontslag of echtscheiding.
Het Centraal Planbureau stelt een modaal inkomen gelijk aan 36.000 euro bruto per jaar. In de onderstaande koopkrachtprognoses is ook rekening gehouden met de inflatie, de gestegen zorgpremie, de hogere toeslagen en de gemiddelde loonstijging.
Ben je benieuwd hoeveel jij er komend jaar op vooruit gaat? Het Nibud heeft voor liefst 100 verschillende soorten huishoudens berekend in hoeverre zij er komend jaar naar verwachting op vooruitgaan.
Met behulp van deze tool kun je checken hoe het plaatje er bij jou globaal komt uit te zien.
Werkenden met middeninkomen profiteren het meest
Volgens het Nibud ziet het beeld er wisselend uit. De verschillen in koopkracht lopen uiteen van min 0,9 tot plus 2,8 procent. Dit komt per maand neer op een daling van maximaal 26 euro tot een stijging van 128 euro per maand. De gemiddelde Nederlander heeft 35 euro per maand meer te besteden.
Werkenden met een modaal inkomen (2.100 euro netto per maand) gaan er het meest op vooruit. Gepensioneerden gaan er voor het eerst sinds jaren niet op achteruit, maar de verbetering is volgens de Nibud-berekeningen magertjes: meestal minder dan 1 procent. Dit komt omdat de aanvullende pensioenen slechts licht worden geïndexeerd (met 0,2 procent).
Sommige groepen werknemers met een lager inkomen houden maandelijks minder over in hun portemonnee. Hierbij moet je bijvoorbeeld denken aan tweeverdieners met kinderen van wie een van beide ouders minder verdient dan het minimumloon.
Dit zijn nog meer dingen die veranderen in 2019:
- Voor ondernemers, gepensioneerden en werknemers: aftrekposten, pensioenen en vaderschapsverlof
- Voor autobezitters en treinreizigers: bijtelling leaseauto, verkeersboetes en duurdere treinkaartjes
- Voor medische zorg: zorgverzekering, zorgtoeslag en tandartstarieven
- Voor familiezaken: kinderopvang, kinderbijslag, erven, schenken en giften
- Voor huizenbezitters: hypotheekrenteaftrek, NHG en energielasten