De inflatie in de Verenigde Staten is in maart een stuk minder snel gestegen dan een maand eerder. Ten opzichte van een jaar eerder werd het leven vorige maand 5 procent duurder, aldus de Amerikaanse overheid. In februari bedroeg de inflatie nog 6 procent, maar de dalende prijzen van brandstoffen en tweedehands auto’s zetten een rem op de verdere geldontwaarding.

De voor de Federal Reserve belangrijke kerninflatie nam nog wel toe. Dat is de inflatie zonder de sterk schommelende prijzen voor energie en voedsel. Die kwam op jaarbasis uit op 5,6 procent, terwijl dat in februari nog 5,5 procent was. Zo gingen de kosten voor wonen op jaarbasis met meer dan 8 procent omhoog en die voor transport met haast 14 procent.

Ook voedsel wordt nog altijd snel duurder in de VS. Thuis eten kostte 8,4 procent meer dan een jaar eerder, uit eten werd 8,8 procent duurder. Maar daar staat dus tegenover dat brandstof meer dan 17 procent goedkoper werd dan een jaar eerder. Voor elektriciteit betaalden Amerikanen wel ruim 10 procent meer dan in maart 2022.

De inflatiecijfers spelen een belangrijke rol binnen het rentebeleid van de Federal Reserve, wat erop gericht is om die inflatie in toom te houden. Dat de inflatie minder hard stijgt is in dat opzicht goed nieuws en maakt het wellicht mogelijk dat de rente niet verder wordt verhoogd. Maar zowel de inflatie als de kerninflatie liggen nog altijd ruimschoots boven het doel van de Fed van rond de 2 procent.

LEES OOK: ECB ‘zeker nog niet klaar’ met verhogen rente, aldus Klaas Knot: renteverlaging eind dit jaar ‘vrijwel uitgesloten’