Niet onverwacht, maar wel pijnlijk: de stijging van het lage btw-tarief naar 9 procent en hogere prijzen van energie zorgen voor een flink hogere inflatie. En dat doet vooral spaarders veel pijn.
De gemiddelde prijsstijging van een mandje van consumentenproducten dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bijhoudt, lag op 2,2 procent in januari. Dat is 0,2 procentpunt hoger dan in december en vergeleken met een jaar eerder gaat het om de grootste stijging in zes jaar tijd.
Het CBS merkt overigens op dat andere prijsindicatoren, zoals bijvoorbeeld huurprijzen, prijzen van koopwoningen en aandelenprijzen niet zijn meegenomen in de consumentenprijsindex.
De verhoging van het lage btw-tarief van 6 procent naar 9 procent in januari is duidelijk terug te zien in het inflatiecijfer. Hierdoor werden voedingsmiddelen bijvoorbeeld 3,3 procent duurder in januari, terwijl de gemiddelde prijsstijging van deze categorie in december 1,2 procent bedroeg.
Ook hogere prijzen van gas en stroom zijn duidelijk zichtbaar. Energieprijzen lagen in januari dit jaar 17,5 procent hoger, vergeleken met dezelfde maand een jaar eerder.
Volgens het CBS is maximaal 1,2 procentpunt van de totale inflatie van 2,2 procent (dus ruim de helft) te wijten aan hogere belastingen.
Spaarrente beweegt niet, dus inflatie hakt er zwaar in
Terwijl de inflatie in de lift ziet, zien spaarders rentes niet meebewegen. De hoogste variabele spaarrente is al jaren gestaag aan het dalen en bleef ook in januari steken op 0,35 procent, volgens gegevens van de site Spaarinformatie.nl.
Veel spaarrentes liggen nog een stuk lager. Voor basisrekeningen op internet zitten grootbanken ING, ABN Amro en Rabobank bijvoorbeeld allemaal op een variabele spaarrente van 0,03 procent. Triodos biedt zelfs helemaal geen rente op de internetspaarrekening van de bank.
Onderstaande grafiek laat zien dat de kloof tussen de inflatie en de hoogste variabele spaarrente verder is toegenomen in januari 2019.
Spaargeld dat op vrij opneembare spaarrekeningen staat, wordt door de inflatie minder waard, omdat de zogenoemde reële rente (de spaarrente minus de inflatie) negatief is.
De situatie voor spaarders is behoorlijk dramatisch, omdat ook de spaarrentes voor deposito’s waarbij het spaargeld langer vaststaat, laag zijn.
Als je spaargeld minimaal 20 jaar vastzet, krijg je maximaal 1,9 procent per jaar. Ook dat is niet genoeg om de gemiddelde prijsstijging van inmiddels 2,2 procent te compenseren.
Belasting op vermogen
Naast de inflatie moet je als spaarder ook rekening houden met de belasting op vermogen in box 3. Het startpunt voor spaargeld en beleggingen die in box 3 worden belast, is een vrijstelling van 30.360 euro per persoon in 2019.
Vervolgens betaal je over het vermogen tot iets meer dan 100.000 euro (een bedrag van ruim 70.000 euro dat boven de vrijstelling van 30.650 euro uitkomt) effectief 0,58 procent belasting; over het bedrag tussen de ruim 100.000 euro en ruim 1 miljoen euro is de effectieve heffing 1,34 procent; boven de (ruim) 1 miljoen euro wordt de heffing 1,68 procent.
Om vermogen dat onder de heffing in box 3 valt waardevast te houden, is bij een spaarvermogen tot ruim een ton een rendement van minimaal 2,78 procent nodig (optelsom van de inflatie van 2,2 procent in januari 2019 en de vermogensbelasting). Dat is voor spaarders momenteel niet haalbaar.