De consumentenprijzen stegen in Nederland in januari relatief hard, met gemiddeld 1,6 procent, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De hogere inflatie gaat nog niet gepaard met een stijging van spaarrentes.
De kloof tussen de spaarrente en de inflatie wordt weer groter en dat is niet goed voor de koopkracht van spaargeld.
Nederlandse huishoudens hebben afgelopen januari gemiddeld 1,6 procent meer betaald voor goederen en diensten dan een jaar eerder. Daarmee trok de inflatie flink aan ten opzichte van de voorgaande maand, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag.
In december was de inflatie nog 1 procent op jaarbasis. Het grote verschil heeft volgens het CBS mede te maken met verschillen in stroomprijzen. Bij de start van 2020 was sprake van relatief lage stroomprijzen, maar dat effect is een jaar later uitgewerkt.
Voor gasprijzen geldt overigens dat die op jaarbasis nog wel een dempend effect hadden op de inflatie in januari dit jaar.
Een ander effect dat meespeelt is dat het CBS de weging van bepaalde uitgaven in het mandje van goederen en diensten dit jaar heeft aangepast. Dat komt door veranderingen in het uitgavenpatroon van huishoudens als gevolg van de coronacrisis.
Zo geven consumenten door de coronabeperkingen momenteel weinig uit aan bijvoorbeeld vliegtickets en pakketreizen. Deze categorie heeft daarom een lagere weging gekregen in het uitgavenpatroon. Januari is doorgaans een maand is waarin vliegtickets en pakketreizen relatief goedkoop zijn, maar dat is nu minder zichtbaar in de inflatie door de lagere weging van deze categorie.
Spaarders houden last van lage spaarrente
Dat inflatie weer in opmars is, is slecht nieuws voor spaarders. Een hoger prijsniveau vermindert namelijk de koopkracht van spaargeld.
De hoogste variabele spaarrente bedraagt 0,3 procent en de inflatie zit daar nu weer ver boven. De reële waarde van het spaargeld krijgt daardoor een flinke knauw.
Daarbij komt nog dat er sinds de coronacrisis veel meer spaargeld wordt aangehouden. Eind 2020 hadden Nederlandse huishoudens 487 miljard euro op spaar- en betaalrekeningen staan. Dat is een toename van 42 miljard euro vergeleken met een jaar eerder, meldde De Nederlandsche Bank onlangs.
Het extra spaargeld wordt voor een grote deel liquide aangehouden: 21 miljard kwam terecht op vrij opneembare rekeningen, waar gemiddelde rentes dicht bij de 0 procent liggen. En nog eens 20 miljard euro bleef gewoon op de betaalrekening staan.
De inflatie is overigens niet de enige bedreiging voor spaarders. Vanaf maart kunnen Nederlanders weer aan de slag met de belastingaangifte over 2020. Daar geldt in box 3 voor spaargeld en beleggingen een vrijstelling van 30.846 euro per persoon.
Vervolgens is er een getrapt heffingssysteem, waarbij je voor het vermogen boven de vrijstelling tot een bedrag van 103.644 euro effectief 0,54 procent belasting betaalt, ongeacht het rendement dat je haalt.