Wie niet elke dag de beurskoersen wil volgen, maar simpelweg breed gespreid een bedrag in aandelen wil beleggen, bijvoorbeeld als pensioenaanvulling, komt al gauw uit bij indexbeleggen als serieuze optie.
Over een periode van vijftien of twintig jaar leveren aandelen meestal meer op dan een spaarrekening die een procentje rente biedt. Dat is prettig als je een reservepot nodig hebt voor later, maar aandelen brengen ook risico’s mee. Zeker op korte termijn kunnen beurskoersen heftig schommelen. Vandaar de gouden beleggingsregel: stop niet al je geld in één aandeel.
Gespreid beleggen heeft als voordeel dat het rendement van een aandelenbelegging zich evenwichtiger ontwikkelt. Wie een mandje met aandelen heeft, hoeft zich geen zorgen te maken als er één of twee rotte appels tussen zitten. Een simpele manier om zo’n gespreide beleggingsportefeuille bemachtigen is: koop een beursindex.
Mandjes met aandelen
Indices zoals de Amsterdamse AEX of de Amerikaanse Dow Jones-index zijn niets anders dan mandjes aandelen die worden samengesteld door beurzen of gespecialiseerde informatiebedrijven. Zo bepaalt de beurs NYSE-Euronext hoe de AEX in elkaar zit en gaat informatieconcern Dow Jones over de gelijknamige Amerikaanse index.
Maar voor een particuliere belegger is het een hoop gedoe om alle aandelen die in een index zitten in de juiste aantallen te kopen. Bij de AEX, die 25 fondsen telt, valt dat nog mee. Maar voor bredere marktgraadmeters zoals de Amerikaanse S&P-500 index is het lastig om zelf de index te kopiëren.
Banken en andere vermogensbeheerders zijn hierop ingesprongen door een speciaal type beleggingsfondsen te creëren: zogeheten indexfondsen of trackers (‘volgers’). Die bootsen de samenstelling van een beursindex zo exact mogelijk na. De particulier die zo’n beleggingsfonds koopt, krijgt met één transactie een volledige index in bezit.
Aap met pijltjes
Vraag is dan: wat is een goede index? Volgens de Amerikaanse econoom Burton G. Malkiel moet een index zo breed mogelijk zijn. De auteur van de beleggingsklassieker A random walk down Wall Street (1973) verwierf in de jaren zeventig bekendheid met een boude bewering: voor het samenstellen van een beleggingsportefeuille maakt het niet uit of je een professionele analist inhuurt of dat je een aap pijltjes laat gooien op de aandelenpagina van een krant.
Malkiel nuanceerde dit later door te stellen dat het wel belangrijk is hoeveel pijltjes je de aap laat gooien. Voor een evenwichtig mandje zijn minimaal vijftig tot zestig aandelen nodig. Beter nog is de keuze voor een zo groot mogelijke index. Dat zorgt volgens Malkiel voor lagere handelskosten. Hoe meer aandelen er in een index zitten, des te minder vaak de samenstelling van de index hoeft te worden aangepast. Als er minder nieuwkomers en afvallers er zijn in een index, drukt dat ook de aan- en verkoopkosten.
AEX
Langs de meetlat van Malkiel is de Amsterdamse AEX-index geen ideale beursgraadmeter. Die telt slechts 25 fondsen, waarbij ook nog eens vier aandelen – Shell, Unilever, ASML en ING – de helft van het gewicht van de index bepalen.
In de eurozone is de Eurostoxx 50-index een populair alternatief. Deze index van grote beursgenoteerde bedrijven telt twee keer zoveel aandelen als de AEX. Maar net als de Amsterdamse hoofdindex wegen banken en verzekeraars zwaar mee bij de Eurostoxx 50, te weten voor zo'n 40 procent.
Dow Jones
Op de Amerikaanse beurs geniet de Dow Jones-index de meeste bekendheid. Die bestaat al sinds 1896, maar heeft nogal wat gebreken. Zo telt de Dow slechts 30 fondsen en wordt deze index op een eigenaardige wijze berekend. Niet de beurswaarde van een bedrijf bepaalt het gewicht in de Dow Jones, maar het absolute koersniveau. Een aandeel waarvan de koers 10 dollar noteert krijgt bij de weging van de Dow een lager gewicht dan een aandeel dat 50 dollar noteert.
Professionele vermogensbeheerders kijken voor de Verenigde Staten liever naar de bredere S&P-500 index, die wel op basis van de beurswaarde van bedrijven wordt samengesteld.
Een particuliere belegger die grote industriële landen verkiest, kan dus de Amerikaanse S&P 500, de Eurostoxx-50 en een brede Japanse graadmeter zoals de Nikkei-index kopen. Nog eenvoudiger is het om de brede MSCI-wereldindex te nemen die meer dan 1.700 aandelen uit 23 landen herbergt. Dan is één transactie voldoende.