Huishoudens in Flevoland hebben hun reserves door de economische crisis het meest zien teruglopen. Vooral de daling van de huizenprijzen hakte erin.
Ongeveer de helft van de huishoudens in de provincie heeft niet de aanbevolen minimale buffer om tegenvallers op te vangen van 3.300 euro, zo constateert ING vrijdag in een rapport over regionale vermogensverschillen (pdf).
De minimale buffer die het NIBUD adviseert aan te houden bedraagt euro 3.300 voor een alleenstaande. Deze ligt boven de 5.000 euro bij een gezin met kinderen en een eigen woning. In vijf van de twaalf provincies beschikt meer dan kwart niet over deze minimale buffer.
Impact crisis
Het gemiddelde vermogen van Nederlandse huishoudens is tussen 2008 en 2014 meer dan gehalveerd van 47.000 tot 19.000 euro. Naast de daling van de huizenprijzen kwam dat ook door de toegenomen werkloosheid en een afname van spaargeld en beleggingen.
De magere jaren hebben ook de onderlinge verschillen tussen provincies vergroot. In euro’s is het vermogen (inclusief eigen woning) in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg het meest gedaald, maar door het grotere aanwezige vermogen is de daling hier in procenten juist minder dan gemiddeld.
Aan de andere kant van het spectrum zagen huishoudens in Flevoland hun vermogen zelfs met maar liefst 88 procent teruglopen, zij moeten naar verhouding het meest ‘herstellen’.
(klik voor vergroting)
Zeeuwse huishoudens zijn met zo’n 50.000 euro het meest vermogend, terwijl huishoudens in Flevoland met euro 4.000 het minst vermogend zijn. Ook Brabanders en Drentenaren staan er relatief goed voor. Na Flevoland zijn Zuid-Holland en Groningen de armste provincies.
Sinds 2014 gaat het weer voorzichtig de goede kant op met de vermogens. Vooral Noord-Hollanders en Utrechters profiteren van het herstel, omdat daar de huizenprijzen het meest zijn gestegen.
In Amsterdam en Utrecht is het sinds de crisis verloren vermogen gemiddeld al weer helemaal ingelopen.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl