Het gros van de particulieren die woningen verhuren, doet dat op beperkte schaal. Slechts een kleine groep van 4 procent verhuurt meer dan vijf woningen.
Dat blijkt uit maandag gepubliceerde cijfers het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over huurwoningen.
In 2018 was 69 procent van alle huurwoningen in bezit van corporaties. Dat is 4 procentpunt minder dan in 2012. Een van oorzaken is dat corporaties de afgelopen jaren relatief weinig huurwoningen hebben bijgebouwd en tegelijkertijd een aanzienlijk aantal woningen hebben afgestoten.
Van de overige huurwoningen is bijna de helft in handen van particulieren. In totaal verhuurden in 2018 280 duizend personen 475 duizend woningen.
In ongeveer 8 op de 10 gevallen gaat het om particulieren die maximaal één woning voor verhuur hebben.
Onderstaande tabel laat zien dat een kleine groep van iets meer dan 4 procent vijf of meer woningen verhuurt. Volgens het CBS heeft een minigroep van 250 particuliere verhuurders vijftig of meer woningen in bezit. Tot deze groep behoort onder meer prins Bernhard van Oranje, die volgens een telling van Het Parool uit 2017 in totaal 590 adressen bezit.
Bij verhuurders met één verhuurwoning daarbij onder andere om ouders die een appartement voor studerende kinderen kopen en overige kamers verhuren, maar ook om vakantieverhuur via platforms als Airbnb.
Het aandeel van particuliere verhuurders is dan ook relatief groot in steden. Zo zijn zij in Amsterdam en Groningen goed voor respectievelijk 12 en 15 procent van de totale woningvoorraad, tegenover een landelijk gemiddelde van 6 procent.
Particuliere verhuurders zijn vooral werknemers (37 procent) en zelfstandigen (27 procent). In één op de vijf gevallen wordt als voornaamste reden voor het aanhouden van een huurwoningen opgegeven dat dit voor aanvullend pensioen zorgt.