COLUMN – De Nederlandse identiteit is het belangrijkste thema van deze verkiezingen – althans, als je de agenda bij de verkiezingsdebatten en tal van programma’s serieus neemt.
In ongeveer elk televisieprogramma in de aanloop naar de verkiezingen van aanstaande woensdag wordt er een punt van gemaakt, van het Lagerhuis tot het Rode Hoed-debat, tot een nieuw programma van Jort Kelder. Maar als je het ergens over wil hebben, is het wel belangrijk dat iedereen begrijpt wat het begrip betekent.
Zoals Arjen Lubach afgelopen zondag mooi illustreerde, blijken politici vooral te weten wat de Nederlandse identiteit niet is. PVV-leider Geert Wilders definieerde de Nederlandse identiteit als: “Niet de Sharia invoeren of terroristische acties voorbereiden” – van VVD-aanvoerder Mark Rutte mag je daarentegen geen afval op straat gooien en geen mensen bedreigen.
Nederlandse identiteit: wat is het wel?
Als je niet precies weet wat het probleem is, wordt het ook moeilijk om eenduidige oplossingen te bedenken.
Zo denkt CDA-lijsttrekker Sybrand Buma dat de Nederlandse identiteit wordt geholpen met het instuderen van het volkslied. Thierry Baudet van Forum voor Democratie wil moskeeën en islamitische scholen verplichten om een verklaring te ondertekenen dat zij zich écht aan de wet zullen houden, zoals iedereen al moet doen. “Hou je er je wel aan, dan ben je gewoon welkom.”
En Rutte wil vooral dat iedereen gewoon Normaal. Doet.
Onze koningin gooide het zeven jaar gelden over een heel andere boeg. Als prinses Máxima stelde ze in 2007 dat dé Nederlandse identiteit helemaal niet bestaat. "Nederland is te veelzijdig om in één cliché te vatten."
Bewegend doel
Nederland is al sinds 2001 op zoek naar zichzelf, sinds de opkomst van wijlen Pim Fortuyn en het normen-en-waardendebat van voormalig CDA-premier Jan-Peter Balkenende. Na zestien jaar komt het debat nog steeds niet verder dan 'in gesprek gaan met elkaar" - zoals in Jort Kelders programma De Stelling van Nederland wordt geopperd - en “je aan onze regels houden”.
Het probleem met de verwijzing naar wetten en regels is dat iedereen zich er sowieso al aan moet houden, dus dat brengt ons niet veel verder. Wellicht is het probleem de handhaving van regels, maar dat is iets anders dan de Nederlandse cultuur.
Een andere Nederlandse cabaretier, Dolf Jansen, sloeg afgelopen week de spijker op z’n kop toen hij naast Thierry Baudet aan tafel zat bij het programma Pauw & Jinek: “Cultuur is iets dat zich ontwikkelt. Cultuur van vijftig jaar geleden is iets anders dan cultuur nu. Het is niet iets dat bestaat, punt. Het blijft zich ontwikkelen.”
Zo was Zwarte Piet nog wit in 1935, en tientallen jaren geleden bovendien nog veel gemener dan ‘ie nu is. Seks was in het Nederland van de jaren vijftig van de vorige eeuw nog een taboe, dat vervolgens werd doorbroken in de jaren ‘60 en ‘70, de tijd waaruit ook ons oer-Hollandse softdrugsbeleid stamt.
Gelijke rechten voor vrouwen en homo's is ook iets dat pas na de Tweede Wereldoorlog onderdeel is geworden van de Nederlandse cultuur - en is beslist geen 'christelijke' waarde die al eeuwen bestaat.
Als we op dé Nederlandse identiteit blijven hameren, is het niet erg waarschijnlijk dat daar iets zinnigs uitkomt. Het is namelijk heel moeilijk een goed politiek debat te voeren over een onderwerp dat niet alleen heel vaag een breed is, maar ook nog eens continu verandert.
Precies daarom is het ook niet heel handig om dat nu te gaan vastleggen. Als we in de jaren vijftig hadden bepaald dat een onderdeel van de Nederlandse identiteit is dat we “geen mensen van hetzelfde geslacht op straat zoenen”, hadden we daar nu ook spijt van gehad.