Voor werknemers zijn er wettelijke verlofregelingen rond zwangerschap en
bevalling. Voor ondernemers sinds de afschaffing van de verplichte
arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (WAZ) in 2004 niet
meer. Alle andere landen van de Europse Unie hebben zo’n publieke
voorziening wel.
In Nederland zijn er wel private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die ook
inkomensderving vanwege zwangerschap en bevalling dekken, maar al deze
polissen bevatten voorwaarden die ongunstiger zijn dan die voor een
uitkering vanwege arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door een ongeval of
ziekte. De meeste verzekeringen kennen voor een uitkering bij zwangerschap
bijvoorbeeld een wachttijd van twee jaar.
Is er geen goede regeling, dan lopen vrouwelijke zelfstandigen die geen
geld hebben om voor vervanging te zorgen, de kans opdrachten kwijt te raken.
Om het inkomensverlies te beperken, voelen ze zich bovendien gewongen zo
snel mogelijk weer aan de slag te gaan, ook als dit nog niet medisch
verantwoord is. Vrouwelijke ondernemers worden op deze manier benadeeld ten
opzichte van hun mannelijke concurrenten.
In april vorig jaar concludeerde de Commissie Gelijke Behandeling al dat dat
de overheid op grond van internationaal recht moet zorgen dat er een goede
uitkeringsvoorziening komt voor zwangere zelfstandigen. De overheid moet óf
voor een publieke regeling zorgen óf ervoor zorgen dat de private sector
deze taak op een goede manier op zich neemt. In september 2006 sprak een
meerderheid van de Kamer zich uit vóór een publieke regeling. Toch is hij er
nog altijd niet. In het regeerakkoord van het nieuwe kabinet staat zuinigjes
dat het kabinet nog moet bezien of een dergelijke regeling er komt. Gek, het
kabinet wil immers de participatie van vrouwen vergroten en het
ondernemerschap bevorderen.
Wat ongeduldig geworden, kwam de Commissie Gelijke Behandeling deze
week met een nieuw advies, de strekking is dezelfde, de uitwerking
nauwkeuriger. In dit advies staat zelfs wat een publiek regeling zou gaan
kosten. Volgens de Commissie ligt het gemiddelde bruto-inkomen van
vrouwelijke zelfstandige ondernemers dicht tegen het minimumloon aan. Een
grote groep zou dus baat hebben bij een voorziening op minimumniveau van
zo’n 4.500 euro voor vier maanden. Uitgaande van zo’n zeven duizend vrouwen
die jaarlijks voor zo’n uitkering in aanmerking komen, komt dit neer op zo’n
31,5 miljoen per jaar. De uitvoeringskosten variëren volgens de CGB tussen
de twee en tien miljoen euro. Een bedrag dat minister Bos van Financiën toch
ergens vandaan moet kunnen halen. Misschien uit de nog niet verdeelde
‘enveloppe Arbeidsparticipatie’. Voor de periode tot en met 2011 zit daar
2,1 miljard euro in.
Een verzekering die het hele gederfde inkomen vergoedt, is uiteraard fors
duurder. Daarom moeten er naast de publieke verzekering private aanvullende
verzekeringen komen, zonder lange wachttijd en andere voorwaarden die
ongunstiger zijn dan die van uitkeringen bij arbeidsongeschikheid door
ziekte of een ongeval.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl