De komst van hoogopgeleiden naar de stad levert banen op voor laagopgeleiden, maar die worden vaak ingevuld door mensen met een hogere opleiding. Daardoor is de werkloosheid onder laagopgeleiden ook in grote steden hoog.
Dat blijkt uit onderzoek van Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met Atlas voor gemeenten. Steden zetten sterk in op het aantrekken van hogeropgeleiden, omdat ze banen met zich meebrengen. De bestedingen van hoogopgeleiden in bijvoorbeeld cafés, restaurants en culturele instellingen zijn een van de motoren van de banengroei.
Volgens de onderzoekers profiteren lageropgeleiden echter nauwelijks van deze banengroei. De onderzoekers bekeken wie de extra banen in de steden innamen. Dat zijn niet zelden (andere) hoogopgeleiden. En hoe meer hoogopgeleiden een stad aantrekt, hoe groter het aandeel hoogopgeleiden dat onder z’n opleidings- en ervaringsniveau werkt (zie grafiek hieronder).
Hoogopgeleiden nemen duizenden baantjes in die normaal gesproken voor lageropgeleiden zijn. In Amsterdam gaat het om 14.130 banen, in Utrecht om 5.920 en in Eindhoven om 3.310.
De arbeidsverdringing kan onder meer worden verklaard door studenten - in de statistieken middelbaar opgeleid - die proberen hun studie te bekostigen met bijbaantjes onder hun niveau.
Maar door een tekort aan banen werken hoogopgeleiden ook vaker in baantjes waar ze te hoge kwalificaties voor hebben. De banen worden bovendien niet alleen ingevuld door lageropgeleiden uit de stad, maar uit de wijde omgeving (zie grafiek hieronder). Daardoor blijft de werkloosheid onder laagopgeleiden in de stad hoog.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl