ANALYSE – Terwijl het ogenschijnlijk stil is in Den Haag, midden in de zomerperiode, suddert er een fiscaal dossier dat in september met Prinsjesdag voor flink wat politieke ophef kan zorgen: de vermogensbelasting op sparen en beleggen in box 3.

Het nieuwe kabinet Schoof moet in september een antwoord geven op de vraag wie er gaat betalen voor het fiscale cadeautje dat de Hoge Raad in juni heeft geschonken aan beleggers, met een nieuwe uitspraak over de vermogensbelasting in box 3.

De Hoge Raad deed uitspraak in de zaak rond het hanteren van ‘fictieve rendementen’ bij de vermogensbelasting voor beleggen.

In 2021 oordeelde het hoogste rechtscollege al dat er een probleem was met relatief hoge fictieve rendementen die de fiscus hanteerde voor spaargeld, terwijl spaarrentes laag waren. In aanvulling hierop heeft de Hoge Raad in juni geoordeeld dat ook het werken met fictieve, vaste rendementen voor beleggen onrechtmatig is.

De fiscus stelt jaarlijks een fictief rendement vast voor ‘overige bezittingen’, waar beleggingen onder vallen. Dat ligt doorgaans tussen de 5 en 6 procent op jaarbasis. Vervolgens wordt daar belasting over geheven in box 3.

De Hoge Raad vindt echter dat het huidige stelsel van belastingheffing in box 3 in strijd is met het discriminatieverbod en de bescherming van het eigendomsrecht "in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement."

Staat loopt miljarden aan inkomsten mis bij vermogensbelasting

Aangezien er compensatie moet worden geboden bij belastingaanslagen die in de praktijk lopen vanaf 2017 tot en met in ieder geval 2023, dreigt een strop voor de staat van naar schatting zo'n 4 miljard euro.

De vraag is wie dat gaat betalen. Daarbij zijn er grofweg drie opties: zo kan de staat proberen om linksom of rechtsom extra belasting te innen bij beleggers.

Een tweede optie is om belastingen generiek te verhogen, zodat een bredere groep belastingplichtigen meebetaalt aan het dichten van het begrotingsgat. Tot slot kan de staat extra lenen, wat betekent dat de staatsschuld stijgt en de rekening wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties.

Eén van de meest opvallende aspecten van de uitspraak van de Hoge Raad is dat de hoogste rechters alleen hebben gezegd dat beleggers gecompenseerd moeten worden, als het daadwerkelijke rendement op beleggingen lager is dan het fictieve rendement in een bepaald belastingjaar.

Logischerwijs zou dat betekenen dat het omgekeerde ook geldt: dus dat beleggers die een hoger rendement halen dan het fictieve rendement van circa 6 procent, extra belasting moeten betalen. Echter, dat laatste heeft de Hoge Raad nagelaten, wat het financiële probleem voor de staat extra nijpend maakt.

In een recent commentaar op de uitspraak van de Hoge Raad werpen vermogensplanners Tjarko Denekamp en Peter Beets van ABN AMRO MeesPierson de vraag op of het kabinet Schoof voor de jaren 2025 en 2026 gaat proberen om bijvoorbeeld hoge reële rendementen op beleggen alsnog daadwerkelijk te belasten.

Om praktische redenen achten de vermogensexperts die kans vrij klein. De capaciteit van de Belastingdienst moet waarschijnlijk volledig benut worden om compensatieregelingen op te tuigen voor beleggers die te veel vermogensbelasting hebben betaald. Daarnaast zijn voorbereidingen nodig voor de invoering van het nieuwe stelsel voor de vermogensbelasting per 1 januari 2027.

Er is dus een gerede kans dat beleggers met hoge reële rendementen in ieder geval tot de invoering van het nieuwe stelsel voor de vermogensbelasting in box 3, relatief weinig belasting betalen. Als deze groep beleggers daadwerkelijk wordt ontzien, moet het kabinet Schoof een goed verhaal hebben bij de keuze om de rekening naar modale burgers door te schuiven.

Bij de hoorzittingen voor nieuwe bewindslieden in juni liet staatssecretaris Folkert Idsinga van Financiën (NSC) weten dat hij nog niet wist voor welke oplossing hij gaat kiezen. "Geef me nog even wat tijd." Over iets meer dan een maand moet er duidelijkheid zijn bij de begroting van het nieuwe kabinet voor 2025.

LEES OOK: Van Rij komt op de valreep met wetsvoorstel voor vermogensbelasting in box 3: invoering per 2027 blijft haalbaar