Iedereen die in Nederland woont of werkt heeft recht op een AOW-uitkering bij de pensioengerechtigde leeftijd. Die leeftijd ligt in 2024 op 67 jaar. AOW’ers die gehuwd of samenwonend zijn, krijgen een lagere uitkering dan alleenstaanden.

Dit lijkt simpel, maar wat als je aan het latten bent, duurzaam gescheiden leeft of met drie vrienden woont? Heb je dan recht op de uitkering voor samenwonenden of alleenstaanden?

Relatievormen zijn van belang, aangezien de AOW-uitkering voor samenwonenden of gehuwden fors lager is dan die voor alleenstaanden. Ben je alleenstaand, dan krijg je 70 procent van het minimumloon. Als samenwonende of gehuwde krijgt je 50 procent van het minimumloon.

Sinds 1 juli 2024 is dat 1.486,24 euro netto voor alleenstaanden en 1.010,96 euro netto voor samenwonenden of gehuwden. In de bedragen die we hier noemen is de loonheffingskorting toegepast. Daarnaast krijgen AOW’ers vakantiegeld dat in mei wordt uitbetaald. Alleenstaanden krijgen 78,34 euro bruto per maand en een samenwonende 55,96 euro bruto.

Twee singles krijgen gezamenlijk dus 2.972,48 euro netto per maand en een gehuwd/samenwonend koppel krijgt samen 2.021,92 euro netto. Het kan dus zo’n duizend euro schelen of je met je ietwat afwijkende woonsituatie in het vakje samenwonend/gehuwd of alleenstaand valt.

Dat de hoogte van de uitkering voor alleenstaanden en gehuwden/samenwonenden verschilt, komt voort uit de gedachte dat je met samenwonen kosten bespaart. Maar, zo stelt de Sociale Verzekeringsbank (SVB) die de AOW uitkeert in een rapport, "het vaststellen van een gezamenlijke huishouding is niet altijd eenvoudig".

Hoge of lage AOW: niet altijd eenvoudig te bepalen

Daarnaast zijn er zoals gezegd veel meer leefvormen dan alleenstaand of gehuwd/samenwonend, zoals mensen die duurzaam gescheiden leven, latrelaties, ouders die met kinderen samenwonen en meerpersoonshuishoudens.

Die kunnen een uitzondering vormen op het uitgangspunt dat samenwoners een lagere uitkering krijgen dan alleenstaanden. Inmiddels is het zo ingewikkeld dat de criteria voor het bepalen van de hoogte van de uitkering en de uitkomsten niet altijd consistent zijn, aldus de SVB in een Knelpuntenbrief.

Zo zou je kunnen stellen dat drie bevriende AOW’ers die samenwonen, kosten besparen. Maar in de wet bestaat geen regeling voor meerpersoonshuishoudens. Een gezamenlijke huishouding bestaat volgens de wet uit twee personen.

Twee samenwonenden kunnen daarom gelijkgesteld worden aan gehuwden, waardoor zij de lagere uitkering voor gehuwden/samenwonenden ontvangen. Drie samenwonenden kunnen niet gelijkgesteld worden aan gehuwden, waardoor de alleenstaandenuitkering van toepassing is.

Het komt voor dat drie AOW’ers samenwonen en een van hen komt te overlijden. De twee overgebleven personen worden dan aangemerkt als samenwonend, dus gelijkgesteld aan gehuwd. Hun uitkering wordt dan per persoon verlaagd van 70 procent van het minimumloon naar 50 procent van het minimumloon.

Dit is moeilijk uitlegbaar, stelt de SVB.

Een ander voorbeeld dat de SVB noemt in haar Knelpuntenbrief, zijn ongehuwde ouderen met een latrelatie die ieder in een eigen huis wonen. Zij ontvangen de hoge AOW-uitkering, terwijl gehuwde ouderen die op een ander woonadres wonen, in veel gevallen de lage AOW krijgen.

21 leefvormen: hoge of lage uitkering, of combinatie

De SVB somt in haar rapport maar liefst 21 leefvormen op. Alleenstaand, gehuwd, samenwonend en allerlei andere varianten. De onderstaande tabellen met gegevens van de SVB, tonen per woonsituatie of de hoge uitkering voor alleenstaanden van toepassing is of de lage voor samenwonenden/gehuwden, of een combinatie daarvan.

We noemen hier nogmaals de netto AOW-bedragen met loonheffingskorting sinds 1 juli 2024:

  • Alleenstaanden: 1.486,24 euro netto (70 procent van minimumloon)
  • Gehuwd/samenwonend: 1.010,69 euro netto per persoon (50 procent van minimumloon)

De onderstaande tabellen tonen per woonsituatie of de hoge of lage uitkering(en) van toepassing is/zijn. Dit kan ook een combinatie zijn van hoog en laag, of twee keer hoog en een keer laag, of drie keer hoog. Dit wordt aangeduid met bijvoorbeeld 1x50% en 1x70%, 2x50% of 2x70%.

Daaronder vind je het maandelijkse totaalbedrag aan AOW dat een persoon krijgt of meerdere AOW'ers gezamenlijk krijgen. Een gehuwd koppel krijgt bijvoorbeeld 2x50%, dus 2.021,92 euro netto.

Alleenstaand

We beginnen met de simpele situatie van een alleenstaande AOW'er.

Een alleenstaande AOW'er krijgt zoals gezegd de hoge uitkering van 1.486,24 euro (juli 2024). Er zijn echter situaties waarin ook samenwonende of gehuwde AOW'ers een alleenstaandenuitkering krijgen. Dat is onder meer te zien in de onderstaande tabel voor gehuwde AOW'ers.

2 gehuwde AOW'ers

Te zien is dat twee gehuwde AOW'ers (2) elk de lage uitkering krijgen. Leven gehuwde AOW'ers duurzaam gescheiden (3), dan ontvangt elk de hoge alleenstaandenuitkering. Daartegenover staan gehuwde AOW'ers die niet duurzaam gescheiden leven maar wel elk een eigen woning hebben (6). Zij krijgen elk de lage uitkering.

Er zijn meerdere opties mogelijk als de AOW'ers duurzaam gescheiden leven en een van hen in een zorginstelling woont. Als het om twee AOW'ers gaat (4) kunnen zij kiezen uit twee keer de lage uitkering of twee keer de hoge uitkering.

De SVB geeft deze keuze omdat opname in een zorginstelling niet gewild is en mensen ondanks dat ze niet meer samen leven, als gehuwd willen worden beschouwd.

Bovendien kan het financiële gevolgen hebben als de AOW-uitkering wordt opgeschroefd van 2x50 naar 2x70 procent. De eigen bijdrage voor de Wlz (Wet langdurige zorg) kan bijvoorbeeld hoger uitpakken of men krijgt minder huur- of zorgtoeslag.

Gaat het om twee AOW'ers waarvan één in een zorginstelling woont en een derde persoon (5), dan hangt de uitkering af van de keuze die gemaakt wordt en of met de derde een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd. In dat laatste geval zal 2x50% of 1x50% (degene die een gezamenlijk huishouden met derde voert) en 1x70% (degene in zorginstelling) van toepassing zijn.

Van een gezamenlijke huishouding is sprake als twee personen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zorg dragen voor elkaar, door onder meer bij te dragen in de woonlasten en andere kosten in de huishouding. Het hoeft geen liefdesrelatie te zijn.

2 ongehuwde AOW'ers

Het hebben van een gezamenlijke huishouding kan ook bepalen of twee ongehuwde AOW'ers een hoge of lage uitkering ontvangen. Bekijk hieronder de uitkering bij woonsituaties van twee ongehuwde AOW'ers.

Als AOW'ers niet gehuwd zijn dan is het waarschijnlijker dat elk de hoge alleenstaanden uitkering krijgt. Dit is niet het geval als de twee ongehuwde AOW'ers samenwonen en een gezamenlijke huishouding voeren (7). Bij samenwonend en géén gezamenlijke huishouding (8) is wel voor elk de hoge uitkering van toepassing.

Er is bijvoorbeeld sprake van een gezamenlijke huishouding als mensen gehuwd waren, samen een kind hebben of een samenlevingscontract hebben. De SVB zegt situaties individueel te beoordelen aan de hand van informatie die burgers geven en vragenlijsten die worden gehanteerd. Eventueel wordt een huisbezoek afgelegd.

Voor ongehuwde AOW'ers waarvan één in een zorginstelling woont (9), geldt dat er gekozen kan worden tussen twee keer de hoge of twee keer de lage uitkering, net als bij gehuwde AOW'ers.

Twee ongehuwde AOW'ers met ieder een eigen woning (10), waar verder niemand inwoont en waarvoor ieder de eigen kosten draagt, krijgen twee keer de hoge uitkering. Dit is bijvoorbeeld het geval bij twee personen die een latrelatie (living apart together) hebben.

De tweemaal hoge uitkering is ook van toepassing op twee ongehuwde AOW'ers die samenwonen en waarvan de een bijvoorbeeld een kamer huurt van de ander (11).

AOW'er woont samen met ouder of kind

De bovenstaande situaties zijn van toepassing op AOW'ers samenwonend met een niet-AOW'er die ook een eerstegraadsbloedverwant is, dus ouders en kinderen.

Het uitgangspunt bij de AOW is eigenlijk dat er sprake is van kostenvoordeel bij een gezamenlijk huishouden en dat dan de lage uitkering van toepassing is. Maar dat gaat hier in de meeste gevallen dus niet op. Dit heeft ermee te maken dat er bij samenwonende ouders en kinderen waarschijnlijk geen sprake is van gelijkwaardigheid, zoals dat bij partners het geval is.

Er was een voorstel om de kostendelersnorm (het aantal huisgenoten wordt meegenomen voor het bepalen van de uitkering) in de AOW door te voeren. Daarmee zou de uitzondering voor eerstegraadsbloedverwanten vervallen. Maar het voorstel is niet doorgevoerd omdat dit een obstakel zou kunnen vormen bij mantelzorg.

Wanneer een AOW'er samenwoont met een eigen kind en een meerderjarig kleinkind (15) is wel de lagere uitkering van toepassing. Ook AOW'ers die samenwonen met een partner die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft, krijgen de lagere uitkering, ook als de partner geen inkomen heeft.

Meer dan twee personen

In de bovenstaande tabel met meerpersoonshuishoudens is te zien dat AOW'ers in dezelfde woonsituaties niet altijd gelijk behandeld worden. Zo ontvangen twee ongehuwde AOW'ers met een meerderjarig eigen kind (16) elk de hoge AOW-uitkering, terwijl twee gehuwde AOW'ers met een meerderjarig eigen kind (17) elk de lage uitkering krijgen.

Een voorbeeld hiervan zijn Hanneke en Janny waarover de FNV schrijft. De twee zijn getrouwd en wonen samen. Ook hun drie volwassen kinderen en twee kleinkinderen wonen bij hen. Als ze 67 worden krijgen ze elk de lage AOW voor gehuwden. Maar als ze niet gehuwd waren, zouden ze vanwege het meerpersoonshuishouden de hoge alleenstaandenuitkering ontvangen, ruim 900 euro meer. 'Zuur', vindt het tweetal.

Mantelzorger Lydi gaat van hoge naar lage AOW

Ook Lydi en Tom waren niet blij. Hun situatie werd op 26 januari 2024 behandeld in een uitzending van Meldpunt van omroep Max. De 80-jarige gepensioneerde verpleegkundige Lydi is mantelzorger van Tom, die niet zelfstandig kan wonen. Ze ontvangt de hoge alleenstaandenuitkering totdat Tom 67 jaar wordt.

Dan krijgen zowel Lydi als Tom elk de lage uitkering voor gehuwden/samenwonenden. Het gaat om twee ongehuwde AOW'ers met een gezamenlijke huishouding (7) oordeelt de SVB. Lydi moet zelfs een bedrag van bijna 2.000 euro 'terugbetalen' omdat ze al eerder een lagere AOW had moeten krijgen. Voor een AOW'er die met een niet-AOW'er samenwoont geldt immers ook de lagere uitkering.

Lydi is het daar niet mee eens. Ze stelt dat ze twee alleenstaanden in één huis zijn.

Het verschil in uitkering voor alleenstaanden en samenwonenden/gehuwden kan er ook toe leiden dat single AOW'ers alleen blijven wonen, terwijl ze misschien wel bij hun partner zouden willen intrekken. Het is niet duidelijk hoe groot deze groep is en wat het effect hiervan is op het woningtekort. Op dit moment is 40 procent van de AOW'ers alleenstaand.

De SVB pleit voor vereenvoudiging van de AOW, bijvoorbeeld door iedereen (dus alleenstaanden en gehuwden/samenwonenden) hetzelfde bedrag te geven. Maar vooralsnog staat vereenvoudiging van de AOW niet op de politieke agenda.

LEES OOK: Gaan samenwonen als AOW’er betekent een fors lagere uitkering: ‘Hij heeft het wel 4 keer gevraagd, maar ik zei: gaan we niet doen’