- De inflatie daalde in juni licht ten opzichte van de maand ervoor, van 8,8 procent naar 8,6 procent.
- Dat percentage ligt nog altijd fors hoger dan de hoogste variabele spaarrentes. Sparen biedt daardoor geen compensatie voor de voortdurend hoge inflatie.
- Ook de loonstijging blijft nog flink achter bij de prijsontwikkeling van goederen en diensten.
- Lees ook: Eenmalige loongolf nodig om werknemer te compenseren voor hoge inflatie, volgens CPB
De Nederlandse inflatie is opnieuw iets gedaald in vergelijking met een maand eerder. Omdat de inflatie begin dit jaar enorm was opgelopen – en de rentes laag blijven – is het gat met de hoogste spaarrentes echter nog immens. Uiteindelijk kwam de inflatie in juni uit op 8,6 procent; dat was een maand eerder nog 8,8 procent.
Terwijl de inflatie boven de 8% blijft, stijgen de lonen, ondanks recordpercentages aan opslagen, niet genoeg mee om evenwicht in het huishoudboekje te brengen. Dit jaar stegen de lonen tot nu toe met gemiddeld 3 procent.
De lichte daling van de inflatie in juni kwam volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vooral doordat prijsstijging van energie op jaarbasis minder hoog was dan een maand eerder.
In juni was elektriciteit, gas en stadsverwarming 84 procent duurder dan een jaar eerder, in mei was dat 105 procent. Energie is een belangrijke aanjager van de inflatie. De prijsontwikkeling van energie wordt door het CBS gemeten op basis van nieuwe contracten.
De forse inflatie wordt niet gecompenseerd door de spaarrentes, de hoogste variabele spaarrente blijft nog altijd ruim onder de 1 procent.
Voor spaarders is wel enig goed nieuws geweest, negatieve rentes worden langzaamaan teruggedraaid en er lijkt enige ruimte te komen voor hogere positieve rentes.
Banken sorteren voor op een verhoging van rentes door de Europese Centrale Bank. Er is desondanks nog een lange weg te gaan; de hoogste variabele spaarrente is op dit moment 0,05 procent. Omdat de looncompensatie achterblijft, kunnen huishoudens ook nog eens minder geld opzij zetten.
Prijzen voor voedsel stijgen hard door
Ook de prijsontwikkeling van kleding drukte de inflatie in juni. Daartegenover stond een grote prijsstijging van voeding. Eten en drinken werd in doorsnee 11,2 procent duurder op jaarbasis. Vooral zuivel en vlees stegen in prijs. Sinds september vorig jaar is eten almaar duurder geworden.
Ook voor motorbrandstoffen moest meer worden betaald. Voor diesel, benzine en andere brandstoffen waren consumenten in doorsnee ruim een derde meer kwijt dan een jaar eerder, tegen ruim 27 procent in mei.
Aan de pomp kostte een liter benzine in juni 2,35 euro, in mei was dat 2,19 euro. In april was de benzineprijs nog gedaald ten opzichte van de maand daarvoor, als gevolg van de accijnsverlaging op motorbrandstoffen.
Het CBS had eerder al het inflatiecijfer van juni gemeld op basis van de Europese geharmoniseerde meetmethode. Dat kwam uit op 9,9 procent. In die berekening worden onder andere de kosten voor wonen, zoals de huurprijzen, buiten beschouwing gelaten.