Steeds meer mensen beginnen voor zichzelf en zijn dus niet meer automatisch
verzekerd tegen werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. De Sociaal
Economische Raad (SER) buigt zich momenteel over de vraag of de overheid
misschien toch iets moet regelen voor deze groep.
Voor het beantwoorden van deze vraag is het alleen wel handig te weten hoeveel zzp’ers
er dan wel zijn. Ongeveer een miljoen, zo hoor je vaak zeggen.
Arbeidseconoom Ronald Dekker verbonden aan de Universiteit van Tilburg heeft
uitgezocht of dit klopt. Op een themamiddag georganiseerd door Centrum voor
Arbeidsverhoudingen De Burcht presenteerde hij woensdagmiddag 17 maart zijn
bevindingen.
Hoeveel zzp’ers er zijn, hangt af van de definitie die je gebruikt. Volgens de
breedste omschrijving is een zzp’er is iemand die als zelfstandige werkt en
niemand in dienst heeft. Op basis van deze begripsbepaling is ook een boer,
een slager zonder personeel of een kleine kroegbaas een zzp’er. Deze
definitie wordt gehanteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS).
Volgens een andere definitie, onder meer gebruikt door onderzoeksbureau voor
het midden- en kleinbedrijf EIM, is iemand pas een zzp’er als hij geen eigen
bedrijfsruimte heeft en geen goederen verkoopt, maar enkel zijn eigen
diensten aanbiedt.
Maximaal 632.000 zzp’ers
Volgens het CBS waren er in 2009 6,5 miljoen werknemers met een vaste
aanstelling, zo’n 537.000 werknemers met een flexibel contract, 300.000
zelfstandigen met personeel en 632.000 zelfstandigen zonder personeel. Omdat
hier dus ook de boeren, winkeliers zonder personeel en kleine
horecaondernemers bij in zitten, zijn er volgens arbeidseconoom Ronald
Dekker maximaal 632.000 zelfstandigen zonder personeel. Trek je die ervan af
dan kom je waarschijnlijk uit op zo’n 400.000.
Ook het EIM komt - zijn nauwere definitie hanterend - uit op zo'n 400.000
zzp'ers. In 1997 telde het EIM echter nog maar 70.000 tot 100.000 zzp'ers.
Dit betekent dat het aantal zelfstandigen zonder personeel volgens het EIM
sinds 1997 met 300 procent is toegenomen. Dat komt neer op een groei van 25
procent per jaar.
"Erg onwaarschijnlijk", vindt Dekker. "Het EIM heeft blijkbaar
in de loop der tijd zijn definitie of zijn berekeningsmethode aangepast."
Dit zorgt ervoor dat de cijfers van het EIM, volgens de arbeidseconoom, niet
geschikt zijn om vergelijkingen door de tijd te maken.
De cijfers van het CBS laten eveneens een groei van het aantal zzp'ers zien,
maar wel een veel kleinere, namelijk van zo'n 4,5 procent per jaar. Sinds
1996 is het aantal eenpitters volgens het CBS in totaal met 59 procent
toegenomen. "In dezelfde periode is het aantal werkenden echter met 20
procent gegroeid", aldus Dekker.
Vast contract, maat der dingen
Zet je het aantal zzp'ers af tegen het totaal aantal werkenden dan is het
aandeel eenpitters sinds 1996 gegroeid van 6,4 procent naar 8,6 procent. In
absolute aantallen zijn er wel meer zzp'ers dan vijftien jaar geleden, maar
er zijn ook meer werknemers bij gekomen. Met de enorme toename van zzp'ers
waar vaak over gesproken wordt, valt het zo gezien dus wel mee, concludeert
de arbeidseconoom.
Net als vijftien jaar geleden heeft nog altijd zo'n 80 procent van de
werkenden een vaste aanstelling. Dekker: "Een vast contract is dus nog
altijd de maat der dingen."
Lees ook:
ondernemers niets geregeld?
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl