Westerse landen beconcurreren elkaar steeds feller met specifiek beleid om kennismigranten te lokken. De aanpak die onder meer Nederland gebruikt, blijkt niet optimaal om de juiste kenniswerkers aan te trekken, signaleert Z24’s Jeroen de Boer.
De strijd om de knapste koppen op de arbeidsmarkt krijgt steeds meer een mondiaal karakter. Rijkere, westerse landen verdringen elkaar met beleid om zogenoemde kennismigranten binnen te halen.
Hoger opgeleide migranten met specifieke vaardigheden – vooral op het gebied van technologie en exacte wetenschappen – zijn gewild als aanjagers van productiviteitsgroei in landen die steeds moeilijker kunnen concurreren op loonkosten. In ontwikkelde economieën voerde in 2013 liefst 55 procent van de overheden beleid om meer kennismigranten aan te trekken, tegen 41 procent in 2005, zo blijkt uit gegevens van de Verenigde Naties.
Tegelijk is er relatief weinig bekend over de effectiviteit van regelingen voor kenniswerkers. In een uitgebreid onderzoek proberen economen Mathias Czaika van de universiteit van Oxford en Christopher Parsons van de University of Western Australia daar meer grip op te krijgen. Zie hier voor hun bevindingen op de discussiesite Vox.
Kenniswerkers: vraag en aanbod
De algemene conclusie van de onderzoekers luidt dat er sterke aanwijzingen zijn dat regelingen die zich op de aanbodzijde van de economie richten beter werken bij het aantrekken van hoogopgeleide kennismigranten en het sturen van de immigratie, dan vraaggedreven regelingen. Maar wat wordt hiermee precies bedoeld?
In een toelichting leggen Czaika en Parsons uit dat aanbodgedreven regelingen vaak met puntensystemen werken, die een optelsom zijn van vaardigheden en werkervaring; bij vraaggedreven regelingen daarentegen is er een koppeling met verzoeken van werkgevers voor bepaalde vacatures.
Puntensysteem Canada
Typisch voorbeeld van een aanbodregeling is het Canadese puntensysteem voor migranten. Zie hier om daar een idee van te krijgen.
Het Canadese systeem selecteert op basis van leeftijd (meeste punten als je tussen de 21 en 49 jaar oud bent), opleiding (hoe hoger het diploma, des te meer punten), werkervaring (meer ervaring, meer punten) en talenkennis (hoe beter je Engels of Frans, des te meer punten).
Ook in het Canadese systeem telt mee of je een baan aangeboden hebt gekregen, maar binnen de totale puntenscore is dit niet doorslaggevend. Het Canadese systeem selecteert dus sterker op vaardigheden die de kans vergroten dat je je weg vindt op de arbeidsmarkt.
Nederlandse kennismigrant
Nederland daarentegen kent een kenniswerkersregeling die veel sterker vraaggedreven is. Zo moeten werkgevers een procedure opstarten om hoogopgeleide buitenlanders van buiten de Europese Unie als kennismigrant naar Nederland te laten komen.
Niet taalvaardigheid, werkervaring en opleidingsniveau zijn hierbij bepalend, maar de hoogte van het salaris dat wordt geboden. Kennismigranten die ouder zijn dan 30 jaar moeten volgens de huidige norm minstens 4.189 euro per maand verdienen; voor wie jonger is dan 30 jaar ligt de ondergrens op 3.071 euro.
De Nederlandse regeling leidt regelmatig tot discussie over het soort kennismigranten dat wel of niet wordt toegelaten.
Zo ontstond bij de invoering van de regeling in 2006 al snel discussie over de opvallende instroom van Chinese koks onder de kennismigratieregeling. Tegenover het gemak waarmee 'wokprofessoren' het land binnenkwamen, stond voor culturele topinstellingen een ander probleem. Zo had het Rijksmuseum afgelopen jaar grote moeite om een Amerikaanse toprestaurateur naar Nederland te halen; wel hoog opgeleid, maar te laag beloond om in Nederland 'kennismigrant' te mogen heten.
Het onderzoek van Czaika en Parsons geeft geen duidelijk antwoord op de vraag waarom aanbodgedreven regels voor kennismigranten beter werken, maar biedt wel stof tot nadenken voor Nederlandse beleidsmakers: baseer je het beleid op de wisselende vraag van werkgevers en een controversiële salarisnorm. Of kijk je welke kwalificaties kennismigranten structureel moeten hebben om een zinvolle bijdrage te leveren aan de economie?
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl