Frankrijk moet oppassen dat het zelf niet het volgende probleemgeval wordt in de eurozone, meent Hendrik Oude Nijhuis.

Goed nieuws: de eurocrisis is voorbij! Dat stelde althans de Franse president François Hollande onlangs tijdens een bezoek aan Japan.

Een opmerkelijke uitspraak want het afgelopen kwartaal krompen de economieën van de eurolanden opnieuw. Al voor de zesde keer op rij. De gemiddelde werkloosheid bedraagt inmiddels 12,1 procent – het hoogste niveau in vijftien jaar. En de groeiverwachtingen? Die worden telkens neerwaarts bijgesteld.

Verschillen in concurrentievermogen

Het echte probleem van de eurozone ligt niet bij de hoge staatsschulden of de (te) hoge begrotingstekorten. Dat zijn slechts symptomen. Want het echte probleem betreft het grote verschil in concurrentievermogen tussen de verschillende eurolanden.

Landen die te weinig concurrerend zijn, zien hun werkloosheid gestaag stijgen, de staatsschuld onbetaalbaar worden en het land in depressie vervallen. Dat is wat Frankrijk, indien het land niet tijdig hervormt, eveneens te wachten staat.

De probleemlanden van het eurogebied trachten weer aan concurrentiekracht te winnen door (noodgedwongen) hun lonen te matigen. Daarin lijken ze wel enigszins te slagen: waar de lonen in Duitsland sinds 2005 met 10 procent stegen, bleef in Spanje de stijging beperkt tot 6 procent en in Ierland tot 2 procent . Frankrijk echter werd enkel minder concurrerend: hier stegen de lonen met 17 procent.

Frankrijk

Hoewel beleggers zich er vooralsnog weinig van aantrekken zijn de problemen in Frankrijk legio. Deed de vorige Franse president nog een kleine stap in de goede richting door de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen (tot 62 jaar), Hollande verlaagde deze bij zijn aantreden gelijk weer naar 60 jaar. Frankrijk kent een hoge levensverwachting, een lage pensioenleeftijd en nauwelijks pensioenreserves: een giftige combinatie.

De Franse werkweek is met slechts 35 uur de kortste van alle ontwikkelde landen. Vakbonden hebben het in Frankrijk voor het zeggen - 86 procent van de werknemers heeft een vast contract - en personeel ontslaan is niet alleen complex maar ook extreem duur. Franse bedrijven denken kortom wel twee keer na alvorens iemand in dienst te nemen.

De Franse werkloosheid bedraagt inmiddels 10,9 procent (het hoogste percentage in 14 jaar) en is stijgende. Datzelfde geldt voor de staatsschuld die dit jaar naar verwachting zal uitkomen op 97 procent van het Franse bbp  (bruto binnenlands product ofwel de omvang van de economie). De staatsschuld nadert daarmee de gevarenzone en stijgt naar verwachting verder omdat het land opnieuw in recessie is beland.

Over de risico's van de Franse banken, die met een opvallend hoge schuldfinanciering werken, hebben we het dan nog niet eens gehad. Dat terwijl die banken dermate groot zijn dat de Franse overheid ze waarschijnlijk niet eens redden kan mochten ze beginnen om te vallen.

Hollande en de eurocrisis

Hoewel Hollande meent dat de eurocrisis voorbij is lijkt met name wat Frankrijk betreft eerder het omgekeerde het geval. Door het verlies aan concurrentievermogen, en het uitblijven van de broodnodige hervormingen, lijken een verder oplopende werkloosheid, aanhoudende begrotingstekorten en een verder oplopende staatsschuld onvermijdbaar.

Opmerkelijk genoeg waarderen beleggers Franse obligaties vooralsnog alsof ze van (bijna) Duitse kwaliteit zijn. Dat is beslist niet het geval. Het lijkt een kwestie van tijd voordat kredietbeoordelaars Franse obligaties zullen beginnen af te waarderen en de rente die Frankrijk moet betalen gaat stijgen.

Moet Frankrijk straks enkele procenten extra rente betalen dan zal ze vermoedelijk de Europese Centrale Bank (ECB) vragen Franse obligaties op te kopen. Goed beschouwd komt het er dan op neer dat de Duitse subsidiekraan richting Frankrijk wordt openzet. Ook Nederland - eveneens aandeelhouder van de ECB - raakt dan weer een stapje verder in het Europese schuldenmoeras.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl