Griekenland kreeg vorige maand een tweede noodpakket. De voorwaarden zijn deze
keer soepeler dan bij de eerste steunoperatie: zo betaalt Griekenland nu 3,5
procent rente, waar de rente op eerdere noodleningen nog 4,5 procent
bedroeg.

Opmerkelijk is dat sommige landen die voor de Griekse noodleningen garant
staan, zelf een beduidend hogere rente dan deze 3,5 procent moeten betalen
om geld te kunnen lenen. Spanje en Italië bijvoorbeeld.

Dus ook al betaalt Griekenland haar leningen volledig terug, dan resteert voor
deze landen alsnog een verlies. Gelukkig – voor deze landen althans – kent
Europa een correctiemechanisme waarmee in het negatieve verschil wordt
gecompenseerd. Maar ook dat geld moet uiteraard ergens vandaan komen. U
raadt het al… bij die landen die als gevolg van (relatief) verstandig
financieel beleid vooralsnog wel een lage rente hebben. Nederland
bijvoorbeeld.

Structureel probleem
Extra noodleningen tegen gunstige voorwaarden, het kwijtschelden van schulden
of het opkopen van obligaties door de Europese Centrale Bank (ECB) biedt
landen in problemen tijdelijk wat extra liquiditeit. Extra lucht zeg maar.
Maar het structurele probleem van het onderlinge verschil in
concurrentiekracht blijft hiermee volstrekt onopgelost. Vandaar ook dat de
problemen in de eurozone telkens weer de kop opsteken.

Doordat valutamechanismen als gevolg van de euro hun werk niet meer kunnen
doen, kunnen de minder concurrerende (zuidelijke) eurolanden zich opmaken
voor vele jaren van recessie en hoge werkloosheid. Allerlei garanties en
noodleningen zullen hierbij onvermijdelijk blijken. Maar een structurele
oplossing bieden die niet.

Spanje en Italië
De rente op Spaanse en Italiaanse leningen met een looptijd van 10 jaar liep
afgelopen week op tot meer dan 6 procent (inmiddels zijn deze rentes weer
enigszins gedaald). Voor beide landen is dat het hoogste niveau sinds de
invoering van de euro. Tevens bleek het verschil met de Duitse rente te zijn
opgelopen tot meer dan vier procentpunt. Eveneens een record.

Anders gesteld: nog nooit eerder waren de financiële markten zo pessimistisch
over de toekomst.

Spanje heeft te maken met een gecrashte huizenmarkt en massale werkloosheid.
Vooral de werkloosheid onder jongeren is torenhoog: 44 procent van de
Spaanse jongeren is werkloos.

Italië kampt daarentegen vooral met haar immense schuldenberg en politieke
onzekerheid. Op Amerika en Japan na kent Italië met 1.800 miljard euro de
grootste schuldenberg ter wereld (119 procent van het bbp).

Uitgaande van een rente van iets meer dan 5 procent is Italië enkel aan
rentebetalingen 100 miljard euro kwijt. Per jaar wel te verstaan.

Griekenland, Ierland en Portugal klopten bij het Europese noodfonds aan toen
hun rente opliep tot boven de 7 procent. Spanje en Italië zitten hier niet
meer ver vanaf. De schulden van deze landen zijn echter dermate groot dat
het eigenlijk onverantwoord is om daar met een klein aantal noordelijke
Eurolanden garant voor te gaan staan. De Nederlandse staatschuld zou er met
tientallen procenten door stijgen. Het rentepercentage dat Nederland zelf op
haar schulden betaalt, zou waarschijnlijk eveneens fors stijgen.

Twee opties
Hiermee opnieuw tot een conclusie die heel wat economen en geschiedkundigen
al eerder trokken: een muntunie zonder politieke unie loopt vrijwel altijd
fout. Scherp gesteld resteren twee opties:

1) Of men maakt van Europa een echte politieke unie. Een 'Verenigde Staten van
Europa' zeg maar. Voor de rijkere Eurolanden zoals Nederland betekent dit
impliciet wel dat de door de eeuwen heen opgebouwde welvaart langzaam maar
zeker naar Europa overgeheveld wordt.

2) Of men kiest ervoor de euro op te breken. Een alternatief dat op korte
termijn eveneens bepaald niet kosteloos zal zijn. Maar op wat langere
termijn bezien, vanwege de lagere verwachte rente voor Nederland, misschien
nog niet eens zo heel onaantrekkelijk. Immers, mede aan de eeuwenlang lage
rente heeft Nederland haar huidige welvaart te danken.

Onze politici doen er verstandig aan - twaalf jaar na de invoering van de euro
(!) - de voors en tegens van beide alternatieven zorgvuldig tegen elkaar af
te wegen.

Zodra wordt besloten ook garant te gaan staan voor de Spaanse en Italiaanse
staatsschuld kiest men feitelijk voor optie één. Een weg terug is er dan
eigenlijk niet meer.

Hendrik Oude Nijhuis heeft zich jarenlang verdiept in de strategieën van 's
werelds beste beleggers en is tevens oprichter van warrenbuffett.nl
over de beleggingsstrategie van Warren Buffett.

Lees ook:

Meer
artikelen van Hendrik Oude Nijhuis

Volg de markten op Z24 Beurs

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl