- De mate waarin pensioenfondsen in 2024 de pensioenen kunnen laten stijgen, wordt mede bepaald door de ontwikkeling van de inflatie.
- Door de forse daling van de inflatie dit jaar, kunnen pensioenen mogelijk maar zeer beperkt omhoog.
- Ook de financiële gezondheid van pensioenfondsen blijft een factor die meeweegt bij de mogelijkheid tot indexatie van de pensioenen.
- Lees ook: 7 gevolgen van de hogere rente voor je portemonnee: fijn voor je pensioen en spaargeld, pijnlijk voor je hypotheek
Pensioenfondsen moeten bij het besluit om pensioenen te verhogen kijken naar de inflatie-ontwikkeling. De forse daling van de inflatie die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dit jaar meet, zorgt ervoor dat pensioenen maar beperkt kunnen stijgen in 2024.
Een grote pensioenverhoging zit er niet in voor miljoenen Nederlanders. Ambtenarenpensioenfonds ABP, met 3 miljoen deelnemers het grootste fonds van Nederland, kan de pensioenen volgend jaar maximaal 3 procent verhogen. Bij zorgfonds PFZW is dat waarschijnlijk veel minder en bij bpfBOUW, het pensioenfonds voor de bouwsector, dreigt een pensioenverhoging helemaal uit te blijven.
De oorzaak is niet een penibele financiële situatie; de fondsen staan er juist heel goed voor dankzij de gestegen rente. Maar in hun beleid is vastgelegd dat ze voor een besluit over indexeren van de pensioenen, oftewel aanpassen aan de inflatie, kijken naar prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Daling inflatie beperkt mogelijkheid om pensioenen te laten stijgen in 2024
De inflatie is de laatste tijd flink gedaald, wat mede komt door een nieuwe berekeningsmethode van het CBS.
Lees ook: Inflatie daalt fors in september, maar aanpassing rekenmethode CBS geeft vertroebeld beeld
Ook hangt het er erg vanaf welke peildatum de fondsen hanteren, als ze binnenkort een besluit nemen over de pensioenen voor volgend jaar. "Zoals altijd kijken we daarbij naar de prijsstijging tussen september vorig jaar en september dit jaar. Volgens het CBS gaat het dan om 3 procent", zegt ABP-bestuursvoorzitter Harmen van Wijnen.
Of de pensioenen daadwerkelijk met dat percentage omhoog kunnen, is nog de vraag. "Niet alleen moet de financiële positie dan voldoende zijn, ook moeten we kijken of zo'n besluit voor alle groepen deelnemers evenwichtig uitpakt. Daarnaast moeten we voldoende reserves bewaren zodat we gezond kunnen verhuizen naar de vernieuwde pensioenregeling in 2027."
Pensioenfondsen PME en PMT kunnen rekenen met inflatie van ruim 3%
Bij metaalfondsen PME en PMT lijkt iets meer ruimte te bestaan voor pensioenverhoging. Daar peilden ze de inflatie al begin juli, waardoor tot rond de 3,3 procent pensioenverhoging mogelijk is.
Maar bij zorgfonds PFZW lijkt de maximale verhoging zoals het er nu uitziet slechts 0,2 procent. Een woordvoerster wijst er wel op dat het besluit nog niet is genomen. Volgens haar zou het bestuur ook nog kunnen beslissen om iets meer verhoging toe te laten.
BpfBOUW hanteert weer een andere vergelijkingsperiode. Volgens het fonds was er in deze periode helemaal geen sprake van inflatie, maar daalden de prijzen juist met gemiddeld 1,39 procent. Bij het fonds lijkt hierdoor helemaal geen aanleiding voor verhoging van de pensioenen.
Eline Lundgren, bestuursvoorzitter van bpfBOUW, snapt dat dit een vervelende verrassing kan zijn. "Ik kan me goed voorstellen dat deze cijfers van het CBS verschillen van wat mensen misschien verwachten. We horen en lezen op dit moment veel over de kosten van boodschappen en de prijzen van energie."
Inflatie meten blijkt lastig
De Nederlandse inflatie kwam in september uit op slechts 0,2 procent, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) eind vorige maand.
Er is echter wel een probleem met de nauwkeurigheid van het Nederlandse inflatiecijfer, omdat het CBS in juni van meetmethode is veranderd, waardoor de vergelijking op jaarbasis niet meer helemaal zuiver is.
In 2022, toen energieprijzen hard stegen, ontstond er discussie over de manier waarop het CBS energieprijzen meenam in de inflatie. Dat gebeurde op basis van prijzen voor stroom en gas voor nieuwe contracten. De maandelijkse stijging van energieprijzen werkte daardoor hard mee in het inflatiecijfer.
Echter, aangezien veel Nederlanders vaste energiecontracten hadden en bijvoorbeeld bestaande klanten met variabele contracten vaak andere prijzen betalen dan nieuwe klanten, was de werkelijke snelheid van de stijging van energieprijzen voor veel huishoudens lager dan de energiedata die het CBS gebruikte suggereerden.
Het CBS is energiedata daarom op een andere manier gaan verzamelen die beter weergeeft wat huishoudens daadwerkelijk betalen voor stroom en gas.
Afgelopen juni is de overstap gemaakt naar het meenemen van de nieuwe meetmethode voor energieprijzen. Hierdoor is de jaar-op-jaarvergelijking momenteel echter onzuiver. Het CBS vergelijkt nieuwe inflatiecijfers op basis van de nieuwe methode immers met een prijsindexcijfer op basis van de oude methode over de periode van juni 2022 tot en met mei 2023.
Dit heeft momenteel tot gevolg dat bijvoorbeeld het oude vergelijkingscijfer van september 2022 gebaseerd is op de toenmalige zeer hoge energieprijzen voor nieuwe klanten, aangezien in 2022 nog alleen de prijzen voor nieuwe klanten werden meegenomen.
Het indexcijfer voor september 2023 is gebaseerd op de nieuwe meetmeethode en hierdoor krijg je momenteel een kunstmatig sterke daling in de procentuele vergelijking van jaar op jaar. Dit heeft grote invloed op het totale inflatiecijfer.
Per saldo ziet het beeld van de inflatie er volgens het CBS dit jaar als volgt uit:
De forse daling van de inflatie zoals gemeten door het CBS heeft niet alleen gevolgen voor de indexatie van pensioenen. Ook andere prijzen zoals huurstijgingen en looneisen in cao's zijn mede gebaseerd op de consumentenprijsindex.