De Britse premier Theresa May heeft dinsdagmiddag zeer duidelijk gemaakt dat Groot-Britannië voor een ‘harde Brexit’ kiest.
Dat betekent dat wanneer de Brexit is afgerond, de Britten geen deel meer uitmaken van de Europese interne markt.
“We verlaten de Europese Unie, niet Europa. Maar we kiezen wel voor een onafhankelijk, internationaal Verenigd Koninkrijk. We kiezen niet voor een gedeeltelijk lidmaatschap, of om met het ene been binnen de EU, en het andere been buiten de EU te staan. Groot-Britannië verlaat de EU”, aldus May.
Dat betekent dus ook dat de Britten niet kiezen voor een bestaand model, zoals het Noorse of het Zwitserse model. “We zijn niet van plan om vast te houden aan kleine stukjes van het lidmaatschap”, zegt May.
Parlementariërs krijgen een stem
May bevestigt dat beide huizen van het Britse parlement (het hogerhuis en het lagerhuis) de Brexit-deal eerst moeten goedkeuren voordat het wordt doorgevoerd.
Door uit de interne markt te stappen, krijgt Groot-Britannië het immigratiebeleid weer volledig in eigen handen. Om onderdeel uit te maken van de interne markt, wordt namelijk ook vereist dat een land zijn grenzen open houdt voor het vrije verkeer van personen en goederen.
De Britse premier maakte daarnaast duidelijk dat Groot-Britannië ook uit het Europese Hof van Justitie zal treden. Na de Brexit zal de Europese wet dus niet meer van toepassing zijn op de Britten. Wel zullen de huidige regels die gelden in het Verenigd Koninkrijk worden overgenomen in de Britse wet, zodat "dezelfde regels gelden op de dag voor de Brexit, als de dag na de Brexit", aldus May.
Tegenvaller voor Nederland
Het vertrek van de Britten uit interne markt is slecht nieuws voor Nederland. De Britten zijn namelijk een belangrijke handelspartner van ons, waardoor Nederland harder wordt geraakt dan andere EU-landen. Het CPB constateerde eerder dat de harde Brexit Nederland in de periode tot 2030 maximaal 10 miljard euro kan kosten.
Die miljardentegenvaller is een gevolg van teruglopende handel door onzekerheid bij bedrijven. Het bedrag komt neer op een economisch verlies van 1,2 procent van het bruto binnenlands product tot 2030. De teruglopende handel kan ook leiden tot minder innovatie. In dat geval is de schade volgens het CPB nog 65 procent groter.