De Hoge Raad vindt het geen punt dat de Belastingdienst in 2011 een fictief rendement op vermogen van 4 procent rekende in de inkomstenbelasting.
Dat oordeelde het hoogste rechtscollege vrijdag. De zaak was aangespannen door een man die vond dat de rendementsheffing die hij moest betalen over zijn woning in strijd was met Europese regels.
De advocaat-generaal in de zaak was het met de man eens en adviseerde de heffing ongeldig te verklaren. Het advies van de advocaat-generaal wordt over het algemeen overgenomen door de Hoge Raad.
Lage spaarrentes
De Belastingdienst gaat er sinds 2001 van uit dat vermogen in box 3 de bezitter gemiddeld 4 procent winst oplevert. Over die opbrengsten moet 30 procent belasting worden betaald.
Hoewel de huidige spaarrentes niet meer in de buurt komen van de 4 procent kon dat rendement volgens de Hoge Raad in 2011 nog makkelijk worden behaald.
Opnieuw bekijken
De Hoge Raad oordeelde wel dat opnieuw naar de regels voor het fictieve rendement moet worden gekeken als de opbrengst van 4 procent over een lange periode niet meer haalbaar is.
Staatssecretaris Eric Wiebes liet in een reactie weten het daarmee eens te zijn. "We kunnen Nederlanders niet belasten op een rendement van 4 procent op een moment dat dat niet meer haalbaar is." Het kabinet is bezig met aanpassing van de regels.
Lees ook
Nieuwe vermogensheffing? Financiën rekent belegger wel héél rijk
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl