De economie kwakkelt en stevent mogelijk af op een recessie. En financiële
markten reageren bloednerveus op de schuldencrisis van zwakke eurolanden.

Speculatieve beleggingen zoals goud
floreren dezer dagen, maar doorsnee spaarders en beleggers zien weinig
anders dan magere tot negatieve rendementen.

Minder inflatie
Lichtpuntje voor spaarders is dat het inflatiegevaar lijkt te wijken. In juli
bedroeg de Nederlandse
inflatie
nog 2,6 procent. Tel je daarbij de vermogensheffing van 1,2
procent op, dan moet je een rendement van minimaal 3,8 procent halen om de
fiscus en de inflatie de baas te blijven – al geldt dit uiteraard alleen
boven de fiscale vrijstelling van 20.785 euro per persoon. Heb je minder
spaargeld, dan hoef je alleen met inflatie rekening te houden.

Dat de inflatie in de eerste helft van dit jaar hard opliep, hing nauw samen
met stijgende grondstofprijzen. Daarin lijkt echter een kentering te komen.

Als de inflatie de komende maanden niet verder stijgt, of zelfs daalt, is dat
gunstig voor spaarders. Prijsstijgingen hollen de koopkracht van spaargeld
immers uit.

Een risico is wel dat in een zwak economisch klimaat ook spaarrentes relatief
laag blijven. Als er minder vraag is naar krediet van bedrijven en
consumenten, hoeven banken zelf ook minder te lenen en zullen ze een lagere
vergoeding op spaargeld bieden.

Europaniek
Het vooruitzicht van lagere economische groei en relatief lage spaarrentes
wordt ook nog gecompliceerd door de zorgen over de schulden van zwakke
eurolanden. Maar dat kan gek genoeg voor spaarders juist weer goed
uitpakken.

Banken hebben volop belegd in Europese overheidsschulden, niet alleen in
Griekenland, maar ook in Portugal, Italië en Spanje. Als banken huiverig
worden om aan elkaar te lenen, omdat ze niet zeker weten of collega's zijn
opgewassen tegen problemen met schuldbeleggingen, dan moeten banken een
beroep doen op alternatie financieringsbronnen. Zoals spaargeld.

Op crisismomenten kunnen spaarrentes dus tijdelijk omhoog schieten. Wie
daarvan wil profiteren, moet uiteraard goed kijken hoe solide een bank met
een hoge spaarrente oogt. Het depositogarantiestelsel,
dat spaargeld tot een ton dekt, is bij deze afweging uiteraard relevant.

Hieronder een overzicht van de belangrijkste spaaralternatieven. Met een klein
uitstapje naar beleggen.

Vrij sparen: variabele rente
Zoals hierboven aangegeven moeten spaarders, op basis van de meest recente
inflatiecijfers, eigenlijk een rente van 3,8 procent ontvangen om de fiscus
en de inflatie de baas te blijven. Dat haal je met variabele spaarrentes
niet.

Positief was wel dat er maandag 5 september enige beweging kwam in de
spaarmarkt. Delta Lloyd en dochterbedrijf Ohra verhoogden hun variabele
spaarrentes met liefst 0,6 procentpunt naar 2,9 procent. Daarmee zitten
Delta Lloyd en Ohra boven partijen als LeasePlan bank (2,78 procent), Bank
of Scotland (2,75 procent) en Money You (2,7 procent).

Spaardeposito's: vaste rente
Wie een spaarrente van circa 3,8 procent wil, moet z'n geld al gauw voor drie
jaar vast zetten. Bedenk wel: geld dat voor langere tijd vast staat, kun je
niet aanwenden om financiële klappen op te vangen.

Driejarige spaardeposito's van Yapi Kredi, Delta Lloyd, Ohra en LeasePLan bank
bieden 3,75 procent rente. Partijen als Aegon (3,2 procent), Rabobank (2,45
procent) en ABN Amro (2,4 procent) zitten een stuk lager met de driejarige
spaarrentes.

Wie spaargeld voor vijf jaar vast zet krijgt een maximale rente van 4,25
procent, bij Yapi Kredi, en kan voor 4,15 procent terecht bij Ohra. ING zit
op 2,85 procent, Rabobank op 3,25 procent en ABN Amro op 3,3 procent.

Banksparen
Zet je voor de lange temijn geld opzij, bijvoorbeeld voor aanvullend
pensioen, dan is de fiscaal voordelige bankspaarregeling
wellicht een optie. Hierbij wordt geld op een geblokkeerde rekening gezet en
betaal je over het opgebouwde vermogen geen 1,2 procent vermogensheffing in
box 3.

Wie een aantoonbaar pensioentekort heeft, kan bovendien de inleg opvoeren als
aftrekpost voor de inkomstenbelasting.

Aan het eind van de rit, tegen de tijd dat je met pensioen gaat, is er bij
banksparen wel een verplichting om het opgebouwde vermogen te gebruiken voor
een lijfrente-uitkering. Het geld is dus niet vrij besteedbaar.

Leg je de rente voor bijvoorbeeld vijf jaar vast, dan krijgt je bij de
bankspaarregeling van Rabobank momenteel 3,15 procent en bij die van Delta
Lloyd 3,5 procent. Dit zijn iets lagere rentes dan die voor gewone
spaardeposito's met een vijfjarige looptijd, waar Rabobank bijvoorbeeld 3,25
procent biedt.

Maar het fiscale voordeel telt zwaar. Heb je bijvoorbeeld meer dan 20.875 euro
aan spaargeld en beleggingen, dan valt het bedrag boven die grens onder de
vermogensheffing van 1,2 procent. Als je over een regulier spaardeposito dus
belasting betaalt in box 3, kan het netto-rendement ongunstiger uitpakken
dan de rente van banksparen.

Spaarloon: aflopende zaak
De fiscaal gunstige spaarloonregeling loopt in januari 2012 af, mede omdat
het kabinet financiering nodig heeft voor de tijdelijke verlaging van de
overdrachtsbelasting voor huizenkopers. Dit jaar kan nog één keer via de
werkgever maximaal 613 euro opzij worden gezet.

Het grote voordeel van het spaarloon is dat brutoloon na vier jaar netto kan
worden uitgekeerd, waardoor er een fors fiscaal voordeel is. Dat de rentes
voor spaarloon
niet erg hoog zijn (Friesland Bank biedt 2,75 procent,
Aegon twee procent) is daardoor minder relevant.

Veilig obligaties?
Wie een stap verder wil dan sparen kan kijken naar obligatieleningen. Koop je
obligaties op de beurs, dan loop je koersrisico als je ze niet tot het einde
van de looptijd aanhoudt. Bovendien zijn er transactiekosten bij beleggen.

Bij obligatieleningen met een resterende looptijd van vijf jaar ben je bij een
inleg van vijfduizend euro, inclusief het bewaarloon, al gauw zo'n 0,25
procent aan kosten per jaar kwijt.

Obligaties van veilig geachte overheden, zoals Nederland en Duitsland,
fungeren voor beleggers dezer dagen als 'vluchthaven'. Dat betekent ook dat
het rendement laag is. Nederlandse staatsobligaties met een tienjarige
looptijd leverden begin deze week minder dan 2,5 procent rendement op.

Maar wellicht zijn bedrijfsobligaties van solide bedrijven als Shell, Unilever
of staatsbank ABN Amro een optie? Ook hier zijn de rendementen
echter niet denderend. Een Shell-obligatie met een resterende looptijd van
vijf jaar levert nog maar 2,2 procent rendement per jaar op. De
euro-obligatie van Unilever die in 2014 afloopt biedt een rendement van 1,2
procent.

Kijk je naar ABN Amro-obligaties die in 2016 aflopen, dan is het rendement
zo'n 3,5 procent per jaar. Dat is net iets hoger dan de vijfjarige
spaardeposito's van de bank, die 3,3 procent rente bieden. Maar inclusief de
transactiekosten is er nauwelijks verschil.

Aandelen
Een beurscrisis kan natuurlijk ook een reden zijn om aandelen in te slaan.
Beleggers die weinig groei verwachten kijken dezer dagen onder meer naar het
dividendrendement. (zie ook het artikel: bodemvissen
of schuilen in veilige haven?
).

Bedrijven als KPN en en PostNL bieden voor 2011 bijvoorbeeld een hoge
winstuitkering afgezet tegen de huidige koersniveau's. Vraag is uiteraard
wel of ondernemingen de beloofde winstuikeringen kunnen handhaven, als het
economisch minder gaat.

Topbelegger Warren Buffett roept tegen wie het maar horen wil dat de huidige
beurscrisis een mooi
moment is om aandelen bij te kopen
. Maar Buffett is dan ook typisch een
lange-termijnbelegger. Kortom: wie zelf vermogen opbouwt om over twintig
jaar wat aanvulling te hebben op z'n pensioen, kan wellicht een gokje wagen.

Lees ook:

Sparen: Delta Lloyd biedt plots toprente

Buffet koopt aandelen, jij ook?

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl