Een belangrijke beleidsopvatting van de Amerikaanse Federal Reserve wordt losgelaten: de inflatie mag best boven de 2 procent uitkomen.
Dat impliceerde bankpresident Jerome Powell, die aangaf dat het doel nu een gemiddelde van 2 procent wordt.
In het nieuwe beleid kan de inflatie dus oplopen als deze eerder een tijd erg laag is geweest. Te lage inflatie zou de economie kunnen schaden.
De Amerikaanse Federal Reserve kondigde donderdag een belangrijke beleidswijziging aan die impliceert dat de inflatie voortaan best eens een tijdje boven de 2 procent mag liggen.
Centralebankpresident Jerome Powell spreekt op het jaarlijkse symposium van de Fed in de staat Wyoming. Die bijeenkomst wordt dit jaar vanwege het coronavirus virtueel georganiseerd.
Volgens Powell gaat de Fed voortaan mikken op een inflatie die gemiddeld rond de 2 procent schommelt, wat impliceert dat ruimte wordt gelaten voor een inflatie die voor bepaalde periodes hoger ligt dan dat niveau. Als de inflatie lager ligt dan 2 procent zal de centrale bank proberen deze weer tot boven de 2 procent te krijgen, aldus Powell.
Powell stelde dat velen het misschien tegenintuïtief vinden als een centrale bank een hogere inflatie geen probleem vindt, maar dat een te lage inflatie de economie kan schaden.
De bankpresident zei verder dat hij graag een maximale werkgelegenheid ziet, met een sterkere arbeidsmarkt voor gemeenschappen met lage en bescheiden inkomens. Daarbij lijkt Powell in te spelen op de raciale spanningen in de VS door ongelijkheid op de arbeidsmarkt tegen te gaan.
Door de coronacrisis is bijvoorbeeld de zwarte gemeenschap in de VS hard geraakt, met hoge werkloosheid.
Economie VS iets minder hard gekrompen
De aandelenbeurzen in New York reageerden wisselend op de toespraak van Powell en de nieuwe cijfers over de uitkeringsaanvragen en economische krimp in de Verenigde Staten.
De economie van de VS is in het tweede kwartaal minder hard gekrompen dan eerder het geval leek. De neergang wordt nu geschat op 31,7 procent, waar eerder nog uit werd gegaan van een min van 32,9 procent. Het gaat wel nog altijd om de sterkste krimp van het bruto binnenlands product (bbp) van 's werelds grootste economie sinds de metingen begonnen.
Het aantal Amerikanen dat zich tot de overheid wendde voor een werkloosheidsuitkering is vorige week met bijna 100.000 gedaald ten opzichte van een week eerder. Wel deden nog altijd iets meer dan 1 miljoen mensen voor het eerst een beroep op het sociale vangnet.
De Dow-Jonesindex noteerde kort na aanvang 0,3 procent hoger op 28.425 punten. De breed samengestelde S&P 500 steeg licht tot 3479 punten en de technologiegraadmeter Nasdaq verloor 0,2 procent tot 11.640 punten.
Bij de bedrijven gaat de aandacht onder meer uit naar juweliersketen Tiffany, die 1,7 procent won. Tiffany heeft in het tweede kwartaal weer winst behaald, terwijl de omzet minder sterk terugliep dan in de eerste drie maanden van het jaar. Ook cosmeticabedrijf Coty (min 7,9 procent) heeft een kijkje in de boeken gegeven.
Verder staat Abbott Laboratories in de belangstelling. Geneesmiddelenautoriteit FDA heeft haar goedkeuring verleend voor een speciale door het bedrijf ontwikkelde coronatest. Abbott steeg 8,3 procent. Vliegtuigbouwer Boeing noteerde een plus van 3 procent. Het Europese luchtvaartagentschap EASA zal begin september in Canada testvluchten met de aangepaste Boeing 737 MAX uitvoeren.