De dienstensector blijkt een veel groter aandeel te hebben in de Nederlandse export dan eerder gedacht. Dat wil zeggen: als je naar de toegevoegde waarde kijkt.

Dat blijkt uit nieuwe berekeningen van De Nederlandsche Bank (DNB).

De financiële toezichthouder concludeert op basis van een nieuwe analyse over de bijdrage van de export aan het nationaal inkomen, dat de dienstensector bijna 50 procent van de zogenoemde toegevoegde waarde levert. Zie kader hieronder voor meer uitleg. Het aandeel van de verwerkende industrie is slechts 30 procent.

Nederland is met de haven in Rotterdam en vliegveld Schiphol een belangrijke draaischijf voor de doorvoer van spullen die vanuit Azië en het Midden-Oosten worden aangeleverd naar het Europese achterland. Qua volume neemt de zogenoemde wederexport, waarbij geïmporteerde goederen na een kleine bewerking worden doorgesluisd naar andere Europese landen, een belangrijk aandeel van de export voor zijn rekening. Maar de winstmarges en daarmee de toegevoegde waarde zijn relatief smal.

Dienstensector sterk gelieerd aan export

Uit de analyse van DNB blijkt bovendien dat de binnenlandse dienstensector veel afhankelijker is van de uitvoer dan vaak wordt gedacht. “De verwerkende industrie maakt namelijk intensief gebruik van Nederlandse diensten in haar productieproces. Hierdoor geeft de veelvuldig gebruikte scheiding van een economie in een verhandelbare verwerkende industriesector en een niet-verhandelbare dienstensector een misleidende weergave van ontwikkelde economieën.”

Toegevoegde waarde export

"Door de uitvoer te verminderen met de ingevoerde grondstoffen en halffabricaten die gebruikt zijn in het productieproces wordt bepaald hoeveel waarde in Nederland aan de uitvoer is toegevoegd. Wanneer bijvoorbeeld een Nederlandse bandenfabrikant banden uitvoert naar Duitsland is de waarde van de banden niet gelijk aan de waarde die de Nederlandse economie heeft toegevoegd. Om banden te fabriceren moet namelijk rubber worden ingevoerd. Om de bijdrage van de uitgevoerde banden aan het bbp te berekenen moet het ingevoerde rubber van de uitvoerwaarde afgehaald worden." (DNB, 10 juli 2014)

DNB wijst erop dat traditionele sectorindelingen soms misleidend kunnen werken, omdat het niet altijd zinnig is om de toevoegde waarde toe te kennen aan de sector die daadwerkelijk uitvoert. As een bandenfabrikant bijvoorbeeld veel Nederlandse diensten afneemt om banden te exporteren - denk aan financiële, logistieke en marketing diensten -  moet een deel van de toegevoegde waarde in de banden aan andere sectoren toegekend worden, meent DNB.

Zakelijke diensten en export

Onderstaande grafiek toont het verschil tussen een indeling van de export op basis van traditionele sectoren en de herberekening op basis van de toegevoegde waarde, waarbij de mate waarin de verwerkende industrie gebruikt maakt van dienstverleners is uitgesplitst. Binnen de dienstensector levert de sector zakelijke dienstverlening de belangrijkste bijdrage met een aandeel van 18 procent, aldus DNB.

(klik op grafiek voor uitvergroting)

dienstengrafiek

Conclusie is dat Nederland voor het vestigingsklimaat goed in de gaten moet houden dat "hoogwaardige en efficiënte diensten aan het industriële productieproces geleverd kunnen worden", aldus DNB. Want de exporterende sector is zelf "niet per definitie de sector die de meeste waarde toevoegt in het productieproces en waar de meeste werkgelegenheid wordt gecreëerd."

Lees ook

Dierentuin voelt crisis meer dan pretpark

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl