Het ongenoegen over aarzelende pogingen om de eurocrisis te bezweren, spatte
afgelopen woensdag van de voorpagina van De
Telegraaf: Meer macht EU over ons geld.
Méér euro
Duidelijk is dat er achter de schermen, ook door het Nederlandse kabinet,
hard wordt nagedacht over twee zaken: een dwingende manier om via een
Europees mechanisme begrotingsdiscipline af te dwingen. Plat gezegd: landen
die er een potje van maken, kunnen een inval van eurocraten op het nationale
ministerie van Financiën verwachten.
Tweede element is om, over niet al te lange tijd, te komen tot gezamenlijke
uitgifte van eurostaatsleningen. Die zouden ervoor zorgen dat individuele
eurolanden niet tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld op financiële
markten.
Veel gehoord tegenargument is dat eurobonds de druk weg nemen voor
zwakke eurolanden om zuinig om te gaan met de staatsfinanciën. Maar daar
valt wel iets aan te doen. Technisch zijn eurobonds best zo vorm te
geven, dat bijvoorbeeld Nederland en Duitsland een lagere rente zouden
betalen dan Italië en Spanje (zie het artikel: Euro-obligaties,
we zijn er bijna).
Echt openlijk praten over een nieuwe structuur voor de eurozone durven
regeringsleiders voorlopig niet, zo bleek ook woensdagmiddag
uit opmerkingen van premier Rutte.
Gevolg is wel dat het alternatief van eurosceptici als een min of meer
volwaardige optie blijft rondzingen: weg met de euro. Ga je echter na, wat
hierbij mogelijke scenario's zijn, dan blijkt al gauw dat er immense
financiële risico's spelen.
Zet-ze-eruit
Stel bijvoorbeeld dat Mark Rutte en Angela Merkel genoeg van de Grieken,
Spanjaarden en Italianen krijgen en de koppen bij elkaar steken. De meest
overzichtelijke optie zou zijn om zwakke eurolanden uit de eurogroep te
zetten.
De risico's zouden aanzienlijk zijn, maar nog enigszins te overzien. De
gezamenlijke beleggingen van de Nederlandse financiële sector in
bijvoorbeeld Italië, Spanje, Portugal, Ierland en Griekenland bedragen,
volgens cijfers van De Nederlandsche Bank, ruim 150 miljard euro. Zie deze
grafiek (1).
Deze beleggingen van Nederlandse banken en pensioenfondsen zijn kwetsbaar voor
forse afwaarderingen. Ex-eurolanden zouden na het vertrek uit de eurogroep
vrijwel zeker een economische dip te verwerken krijgen. De zekerheid van
terugbetaling van nog uitstaande euroleningen van Italië en Spanje, zou
onder druk komen te staan.
Handelsdip
Daarnaast zijn er de handelsrelaties (zie deze
grafiek (2) voor de Nederlandse exportcijfers). De piigs-landen
zouden zonder euro nieuwe munten krijgen die fors in waarde zouden dalen ten
opzichte van de afgeslankte euro. Voor Nederland vertegenwoordigden deze
landen afgelopen jaar een exportwaarde van ongeveer 38 miljard euro, circa
10 procent van het totaal.
Een supereuro zou onze export naar de ex-eurolanden duurder maken. Op dat vlak
zou een terugval optreden. Omgekeerd zouden importen goedkoper worden, wat
de inflatie in Nederland zou drukken.
Let wel: cruciaal in dit hypothetische spel is de rol van Frankrijk en België.
Samen zijn deze twee landen goed voor liefst twintig procent van de
Nederlandse export. Als Frankrijk en België ook buiten het Duits-Nederlandse
kamp zouden vallen, komt de klap van een muntsplitsing voor de Nederlandse
export drie keer zo hard aan.
Ruzie
Groot probleem met het zet-ze-uit-de-euro scenario is dat de Spanjaarden en
Italianen zich waarschijnlijk niet vrijwillig de deur laten wijzen. De
kneusjes zouden nieuwe, goedkopere munten moeten optuigen, maar met de
erfenis van torenhoge staatsschulden in euro's, is geen aantrekkelijk
perspectief.
Realistischer is het, zeker als je bedenkt dat het opbreken van de euro in een
ruzie-achtige, chaotische sfeer zou verlopen, dat Duitsland en Nederland
noodgedwongen een sterke, nieuwe munt zouden invoeren.
Deuro
Op het eerst gezicht klinkt dit niet onaantrekkelijk. De nieuwe
Duits-Nederlandse deuro zou ongetwijfeld in waarde stijgen ten opzichte van
de achterblijvende euro en andere nationale munten die bij de onttakeling
van de eurozone zouden herrijzen.
De handelsrisico's op de korte termijn - reken op een flinke recessie - zouden
vergelijkbaar zijn me het zet-ze-eruit scenario. Maar de Nederlandse staat
zou één groot voordeel hebben. De bestaande overheidsschuld van het rijk en
de gemeenten - een bedrag van bijna 400 miljard euro voor Nederland - zou in
flink afgewaardeerde euro's genoteerd zijn. Die schuld valt met nieuwe,
keiharde deuro's makkelijk af te lossen.
Helaas zou het daarbij niet blijven.
Pensioenbom
Andere bezitters van eurobeleggingen zouden in een exitscenario immense
verliezen lijden. Mooie illustratie vormt pensioenfonds ABP, nummer één in
Nederland met 2,8 miljoen klanten.
Het ABP, zo blijkt uit het jaarverslag,
had eind vorig jaar voor 107 miljard euro belegd in euro-effecten (onder
meer obligaties en aandelen), ongeveer 45 procent van het totale belegde
vermogen.
De aankondiging van een nieuwe 'deuro' door Duitsland en Nederland zou de
waarde van ABP's eurovermogen doen imploderen. Tegelijk zouden Nederlandse
pensioengerechtigden eisen dat toekomstige pensioenuitkeringen in harde,
nieuwe deuro's worden voldaan. Een schier ondoenlijke opgave. De Nederlandse
staat zou moeten bijspringen om omvallende pensioenfondsen op te vangen.
Voor de goede orde: het totale vermogen van Nederlandse pensioenfondsen lag,
volgens cijfers van de Nederlandsche Bank, eind maart dit jaar op 788
miljard euro. Als je ervan uitgaat dat pakweg 40 procent daarvan in
eurowaarden zit, heb je het over een risicovol bedrag van zo'n 315 miljard
euro. Ofwel viervijfde van de huidige overheidsschuld.
Bankschok
En daarmee zijn we er niet. De abrupte komst van de deuro, zou de balans van
Nederlandse banken overhoop halen. Want niet alleen wat banken in Italiaanse
en Spaanse euroschulden hebben belegd, zou op de tocht staan, ook
Nederlandse en Duitse staatschuld, gedenomineerd in afgedankte euro's, zou
fors in waarde dalen voor banken die dat papier in bezit hebben.
Pluspuntje voor banken zou zijn dat ze zelf ook veel schuld hebben uitstaan in
euro's, die minder waard zou worden.
Waar het per saldo op neer komt, is dat er een grote valutaschok zou optreden
voor onder meer ING en Rabobank. Samen hebben deze twee banken een
balanstotaal van bijna 2.000 miljard euro, ruim drie keer de omvang van de
Nederlandse economie. Mocht het plussen en minnen van eurobezittingen en
-schulden even verkeerd uitpakken, dan zou de rekening naar de Nederlandse
staat gaan, ofwel de belastingbetaler. We weten sinds 2008 immers: ING en
Rabobank mogen niet omvallen.
Tijdsdruk
Bovengeschetste opties voor een euro-exit zijn niet bedoeld om te verdoezelen
dat er ook aan de huidige steunoperaties voor Griekenland, Portugal en
Ierland serieuze risico's kleven. Als Spanje en Italië daar bij komen, nemen
die risico's alleen maar toe.
Maar er is wel een cruciaal verschil: de tijd.
Het recente getouwtrek rond de staatsschulden van zwakke eurolanden oogt niet
fraai. Maar het gaat om problemen die over de tijd kunnen worden
uitgesmeerd. Als je het over bedragen van honderden miljarden hebt, is dat
niet onbelangrijk.
Griekenland kreeg bijvoorbeeld bij de jongste steunoperatie van 21 juli 109
miljard euro van andere eurolanden toegezegd. Dat is een groot bedrag.
Alleen zal het niet op slag verdwijnen. Al is het maar omdat het niet in één
keer wordt uitgekeerd.
De Grieken staan onder permanente druk, ook van het Internationaal Monetair
Fonds, om te bezuinigen en de economie te hervormen. Het is nog te vroeg om
te concluderen dat sterke eurolanden niets terugkrijgen, en dat het geld in
een bodemloze put verdwijnt. Hoe dan ook gaat het om een proces dat jaren in
beslag neemt.
Afrekenmoment
Het opbreken van de eurozone zou een totaal ander karakter hebben. Dan komt
het wel degelijk aan op een schokmoment, waarbij een waardeverandering van
duizenden miljarden op het spel staat. Als zo'n operatie niet uiterst strak
wordt gecoördineerd, krijgt de wereldeconomie een klap waarbij de val van
zakenbank Lehman Brothers in 2008 kinderspel is.
Bij dit alles lijkt de prijs voor het overleven van de eurozone - dwingende
begrotingsdiscipline op Europees niveau en eventueel de introductie van
euro-obligaties - een stuk beter te overzien.
De suggestie dat het opbreken van de eurozone 'even' pijn doet, maar voor
Nederland op de 'lange termijn' beter is, gaat voorbij aan de aard en omvang
van de hierboven geschetste obstakels. Uiteraard houd ik me aanbevolen voor
alternatieve, pijnloze exit-scenario's (graag wel inclusief de redding van
onze banken, pensioenfondsen, spaartegoeden, hypotheken en woningwaarden).
Maar de lange termijn waarop Nederland zou profiteren van een euroloos
bestaan, zou er wel eens een kunnen zijn, waar econoom John Maynard Keynes
weinig mee op had. In the long run we are all dead.
Lees ook:
fiscale unie
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl