- Een ETF is een beleggingsfonds dat een index volgt.
- Elke ETF is daarom hetzelfde, zou je zeggen. Maar er zijn wel degelijk verschillen.
- Welke kun je het beste kiezen als je wil beleggen in de brede, Amerikaanse S&P 500-index?
2021 lijkt de geschiedenis in te gaan als een van de beste beursjaren ooit. Onze AEX-index staat al een tijdje boven de 800 punten. Ook veel andere beursindices bereiken het ene all-time high na het andere.
Dit geldt ook voor de S&P 500: de index met de vijfhonderd grootste Amerikaanse bedrijven qua marktkapitalisatie, die wordt samengesteld door kredietbeoordelaar Standard & Poor’s. Deze index is sinds de jaarwisseling al met 25 procent opgelopen.
Vanwege de brede samenstelling, wordt de S&P 500 beschouwd als een betrouwbare graadmeter van de Amerikaanse aandelenmarkt. Wil je een deel van je portefeuille inruimen voor aandelen met een notering op Wall Street, dan is een ETF op de S&P 500-index een logische keuze. Met dit beleggingsfonds koop je tegen relatief lage kosten in feite de hele index en heb je dus een breed gespreide Amerikaanse aandelenportefeuille.
Omdat een ETF een index volgt, zou het niet uit moeten maken met welke aanbieder je in zee gaat. Maar dat is een misrekening. De ene ETF is de andere niet. We zetten de acht belangrijkste verschillen voor je op een rij.
1. De kosten
Een van de belangrijkste selectiecriteria als je gaat beleggen zijn natuurlijk de kosten, want deze gaan rechtstreeks ten koste van je rendement.
Een veel gebruikte maatstaf om de kosten van beursgenoteerde EFT’s te vergelijken is de total expense ratio (TER). Dit zijn de kosten die de ETF jaarlijks inhoudt voor geleverde diensten, zoals het aan- en verkopen van aandelen en het beheer van de portefeuille.
De kostenverschillen tussen ETF’s die de S&P 500 volgen zijn beperkt. De TER loopt grofweg uiteen van 0,05 procent tot 0,15 procent.
Deze ETF’s zijn daarmee een stuk goedkoper dan actief beheerde fondsen en de meeste ETF’s die andere indexen volgen. Dat komt omdat het beheerd vermogen van de fondsen vaak erg groot is en de aandelen makkelijk verhandelbaar zijn. Bovendien heerst er een moordende concurrentie in dit marktsegment, waardoor aanbieders hun prijzen laag houden.
2. Hoe sterk wijkt het rendement af van de index?
Een ETF volgt een index. Het rendement zou daardoor gelijk op moeten lopen met de index, zou je zeggen. Maar dat is niet het geval. Er zijn meestal uitschieters naar boven of beneden.
Hiervoor zijn verschillende oorzaken. Ten eerste zijn er kosten en inkomsten die een ETF wel heeft, maar een index niet. Denk aan aan- en verkoopkosten, beheerkosten en dividenduitkeringen. Of aan deels teruggestorte vergoedingen voor het uitlenen van aandelen aan shortsellers (waarover verderop meer).
Ook kan het voorkomen dat de ETF-aanbieder niet alle aandelen van de index koopt, maar een representatief deel: sampling geheten. Dit gebeurt als sommige aandelen moeilijk verhandelbaar zijn (wat bij de S&P 500 niet het geval is) of als de index wel heel veel aandelen telt, waardoor het efficiënter is om niet alles te kopen. Als een ETF-aanbieder besluit een aantal kleinere aandelen niet in portefeuille te nemen, kunnen er behoorlijke verschillen in rendement ontstaan.
Ook het aanhouden van liquiditeiten of vertraging in het doorvoeren van wijzigingen kan ervoor zorgen dat het rendement van de ETF niet op één dat van de index volgt.
De mate van afwijking van het rendement ten opzichte van de index wordt tracking error genoemd. Hoe dichter dit cijfer bij de 0 procent zit, hoe dichter het rendement van de ETF aanzit tegen dat van de index. Bij sommige ETF's loopt de tracking error op tot ruim boven de 5 procent. Dit kan positief of negatief uitpakken. Maar als jouw doel is de S&P 500 te volgen, kun je beter kiezen voor een fonds met een zo laag mogelijke afwijking.
3. Wat gebeurt er met het dividend?
Je rendement bij aandelenbeleggingen bestaat uit twee componenten: koerswinst en dividend. Fondsaanbieders kunnen ervoor kiezen om het dividend periodiek aan je uit te keren of te herbeleggen.
Herbeleggen leidt doorgaans tot een hoger rendement, omdat een sneeuwbaleffect wordt gecreëerd: van de winstuitkering worden nieuwe aandelen gekocht, die ook weer dividend uitkeren, enzovoort.
Uitkeren kan interessant zijn als je inkomen uit je beleggingen wil halen. Maar laat je het vervolgens op een renteloze spaarrekening staan, dan heb je feitelijk dood geld en verdien je er op langere termijn minder aan dan wanneer de winstuitkering wordt herbelegd.
4. Volg je de ‘normale’ index of de gelijkgewogen index?
De S&P 500 telt weliswaar 500 bedrijven, maar niet elk bedrijf heeft hetzelfde gewicht binnen de index. Alle aandelen krijgen een weging, op basis van de marktwaarde, net als onze AEX-index.
Dit leidt tot onevenwichtigheden. Zo blijkt uit cijfers van Bloomberg dat Tesla na de koersstijging van 43 procent in oktober een grotere marktkapitalisatie (aantal aandelen vermenigvuldigd met de beurskoers) heeft dan de totale energiesector in de index.
De tien belangrijkste aandelen in deze index, waaronder techreuzen als Meta (voorheen Facebook), Apple, Microsoft Amazon en Alphabet, hebben een totaal gewicht van circa 28 procent. Ook de IT-sector heeft een gewicht van 28 procent.
De zware weging van al die techreuzen heeft beleggers in de S&P 500 geen windeieren gelegd. Maar het maakt de index ook kwetsbaar. Als de IT-sector klappen krijgt, gaat de hele S&P 500 onderuit.
Wil je een evenwichtiger spreiding, dan kun je ook kiezen voor een ETF die een gelijkgewogen index volgt. Hierin hebben alle 500 aandelen een gelijk gewicht van 0,2 procent. Kleine bedrijven hebben dus evenveel invloed op de index als largecaps.
5. Wordt gekozen voor fysieke of synthetische replicatie?
Er zijn twee manieren waarop een ETF de index kan nabootsen: fysieke en synthetische replicatie.
In het eerste geval koopt de beheerder alle aandelen uit de index. De aandelen zijn dus daadwerkelijk in het bezit van het fonds en dienen als onderpand, mocht de aanbieder failliet gaan. Dit is de meest transparante methode: je weet precies waarin je belegt. Een nadeel is wel dat de kosten vaak hoger zijn, omdat alle aandelen moeten worden gekocht. Hierdoor is de tracking error vaak hoger.
Bij synthetische replicatie bootst de ETF alleen het rendement na. De aandelen worden dus niet fysiek aangekocht. Dat nabootsen gebeurt door middel van derivaten (swap contracten met een andere partij). De kosten van deze constructie zijn lager, maar er is wel een risico dat deze tegenpartij niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Ook is deze constructie minder doorzichtig.
6. Worden er aandelen uitgeleend?
Om de kosten te drukken, kiezen sommige fondshuizen die fysieke replicatie toepassen ervoor om effecten uit te lenen aan een tegenpartij. Dit heet securities lending. Dit brengt risico's met zich mee, al zijn deze doorgaans wel beperkt.
7. Is er sprake van dividendlekkage?
Bij ETF's die in een ander land zijn gehuisvest, kun je te maken krijgen met dividendlekkage: buitenlandse belasting op dividend die je niet terug kunt vragen bij de Belastingdienst. Hiervan kan sprake zijn bij ETF's die in een ander land zijn gevestigd en waarmee geen belastingverdrag is gesloten. Je loopt dan geld mis, omdat je minder dividend krijgt uitgekeerd.
8. Loop je een valutarisico?
Tot slot kun je ook kijken in welke munt de ETF wordt verhandeld. Als dat een andere munt is dan de euro, loop je ook een valutarisico. Dat kan positief uitpakken, maar ook ten koste gaan van je rendement.
Lees meer over beleggen in ETF's
- 10 vragen over beleggen in ETF’s, hét must-have product voor elke particuliere belegger
- Beleggen in Europese dividendaristocraten: dit zijn de kansen, kosten en risico’s van de SPDR S&P Euro Dividend Aristocrats ETF
- Een ETF die aandelen kiest met kunstmatige intelligentie heeft de S&P 500 dik verslagen in de afgelopen maand