De sleutel tot succes? Uitvogelen waar je echt goed in bent en daaraan vasthouden.
Natuurkundige Albert-László Barabási publiceerde in 2018 een boek The Formula: The Universal Laws of Success, waarin hij ingaat op onderzoek van hemzelf en zijn collega’s naar de oorzaak van succes.
In een TED-presentatie giet Barabási zijn bevindingen in de vorm van een eenvoudige vergelijking.
De mate van succes voor een product, wetenschappelijk onderzoek of een andersoortig resultaat waar moeite voor gedaan is, bestaat uit twee componenten: de onderliggende kwaliteit van het idee (r) en het vermogen van de persoon achter het project om ideeën daadwerkelijk te concretiseren – iets wat Barabási de “Q-factor” noemt.
Dus succes (S) is het resultaat van de kracht van een idee en de Q-factor van de bedenker: S = Qr.
Om te illustreren hoe belangrijk beide componenten zijn, wijst Barabási erop dat wijlen Steve Jobs - iemand met een ontegenzeggelijk hoge Q-factor - ook heel wat niet succesvolle producten op zijn naam had staan.
"Denk aan Apple Lisa, NeXT, de G-4 Cube, MobileMe. Nooit van gehoord zeker? Ze liggen op het kerkhof van Job's vele mislukkingen. Als een idee een kleine r-waarde heeft, dan maakt het niet meer uit hoe hoog de Q-factor is. Het idee is dan ten dode opgeschreven. "
Omgekeerd kan een hoge Q-factor in combinatie met een goed idee extreem succesvolle resultaten opleveren. Barabási: "Zijn zowel de Q-factor als de r hoog, dan versterken ze elkaar. En dat leidt meestal tot een doorbraak, soms met revolutionaire gevolgen. Denk aan de iPhone - een fantastisch idee en briljant uitgevoerd. Een product dat Job's nalatenschap heeft gedefinieerd."
Een opmerkelijke uitkomst van de studie is dat iemands specifieke Q-factor op een bepaald terrein over de tijd constant blijft. Ervaring noch leeftijd heeft een duidelijk effect op het vermogen goede ideeën uit te voeren. Je wordt beter noch slechter.
Voor wie succes in zijn of haar carrière nastreeft, is dat een tweesnijdend zwaard. Aan de ene kant betekent het dat een terugkerende worsteling om succes te boeken op een bepaald gebied, mogelijk wijst op een gebrek aan talent op dat bepaalde vlak.
Barabási schrijft: "Als je Q-factor niet resoneert met je baan, dan heb je misschien het verkeerde carrièrepad gekozen."
Anderzijds betekent de relatief constante Q-factor dat iemands beste resultaat op elk punt in zijn of haar carrière kan opduiken. Neem de natuurkundige John Fenn. Die ontwikkelde na een tamelijk lauwe loopbaan op zijn 67ste een revolutionaire techniek voor het meten van de massa van grote moleculen. Fenn zou in 2002 de Nobelprijs voor de Scheikunde winnen.
Barabási's onderzoek suggereert dat het verstandig is om uit te vinden waar je goed in bent en op dat specifieke gebied nieuwe dingen uit te proberen.