Van de 63 duizend Polen die in 2011 naar Nederland kwamen voor werk, waren er vijf jaar later nog 20 duizend in het land. 39 procent daarvan stond ingeschreven bij een gemeente. Die groep had gemiddeld een hoger loon, vaker een vast contract en minder vaak perioden zonder werk dan de niet-ingeschrevenen. Dat meldt het CBS vrijdag op basis van cijfers uit het Stelsel van sociaal-statistische bestanden (SSB).
Sinds 1 mei 2007 is het vrije werknemersverkeer van kracht in de Europese Unie, waar Polen sinds 2004 lid van is. Poolse arbeidsmigranten werk(t)en vaak via een uitzendbureau, vaak in de agrarische sector, in tijdelijke dienstverbanden en tegen een relatief laag loon.
Minder mannen, jongeren en ouderen
Van de vrouwelijke arbeidsmigranten was een groter deel (35 procent) na vijf jaar nog in Nederland dan van de mannen (30 procent). Qua leeftijd ziet het CBS dat vooral jongere en oudere Polen binnen vijf jaar weer vertrokken.
Van de blijvers had 11 procent in 2015 een vaste baan, 58 procent had een flexibele aanstelling, 31 procent had geen baan. 13 procent van deze laatste groep had een WW-uitkering, 1 procent een bijstandsuitkering en 4 procent een uitkering in verband met ziekte.
De blijvers hadden een relatief gunstige arbeidsmarktpositie. Zij hadden vaker een baan dan niet-ingeschrevenen en hadden ook vaker een relatief hoog inkomen.