Als je Britse en Amerikaanse media een beetje bij houdt, valt er vrijwel
dagelijks een commentaar te lezen dat min of meer de ondergang
van de euro voorziet. Maar ook van binnen gist het: in sterke eurolanden
als Duitsland en Nederland groeit het contingent eurosceptici.
Daar tegenover staat een hardnekkig onbegrip van officiële zijde over de
aanvallen van obligatiehandelaren op zwakke eurolanden. Die landen worden
daardoor geconfronteerd met fors stijgende rentes op staatsleningen.
Ministers van Financiën van eurolanden wijzen erop dat er toch een enorm
vangnet van 750 miljard euro is opgetuigd eerder dit jaar. En president
Jean-Claude Trichet van de Europese Centrale Bank stelde begin deze maand
dat het begrotingstekort
van de eurozone als geheel, afgezet tegen de omvang van de economie,
lager is dan dat van de Verenigde Staten.
Voor de discussie over de toekomst van de euro zou het in ieder geval helpen
als we erkennen dat er hoe dan ook pijnlijke financiële en politieke keuzes
aankomen.
1) Eén euroschuld: Nederland duurder uit
Oplossingen die richting meer monetaire integratie gaan, kunnen rust scheppen
voor de eurozone. Maar dit gaat Duitsland en Nederland wel geld kosten.
Het eenzijdige plan van de Luxemburgse premier Juncker om gezamenlijk
euro-obligaties uit te geven heeft bijvoorbeeld terecht tot kritiek geleid
in Duitsland. De Duitse Frankfurter
Allgemeine Zeitung signaleerde afgelopen weekend dat de gemiddelde rente
op de Duitse staatsschuld 1,6 procentpunt lager ligt dan het gemiddelde van
de eurozone. Lenen via gemeenschappelijke euro-obligaties zou de Duitse
regering naar schatting minstens 17 miljard euro per jaar extra kosten.
Nederland betaalt iets meer rente dan Duitsland, maar zou volgens dezelfde
redenering al gauw op 3 miljard euro per jaar aan extra leenkosten uitkomen.
Zomaar roepen om euro-obligaties heeft dan ook geen zin. Dat kan alleen als
het fiscale beleid van eurolanden veel sterker wordt gecoördineerd, en de
Duitse minister van Financiën bij wijze van spreken direct kan ingrijpen in
de Griekse begroting.
Conclusie: een sterkere fiscaal-politieke unie kost Nederland en Duitsland
geld, zeker als dit gepaard gaat met het opzetten van een systeem van
euro-obligaties. Bovendien moeten individuele landen zeggenschap over hun
begrotingsbeleid inleveren, in eerste instantie vooral een probleem voor
landen met een hoge staatsschuld en een fors begrotingstekort.
2) Euro ploft: bankencrisis, explosie staatsschuld
Het is natuurlijk leuk om theoretisch te beargumenteren dat Noord- en
Zuid-Europa te veel verschillen qua productiviteit en groeipotentieel om in
één muntunie te zitten. De oplossing luidt dan: beperk de euro tot een
noordelijke kern rond Duitsland, met bijvoorbeeld kredietwaardige
'AAA'-landen erbij (Nederland, Luxemburg, Finland, Oostenrijk en Frankrijk).
Probleem is wel dat Europese banken en pensioenfondsen via beleggingen in
staatsschulden van eurolanden zo'n sterke verwevenheid hebben geschapen, dat
een 'ordelijke' splitsing van de eurozone uitgesloten lijkt. Dat bleek
afgelopen maandag nog eens glashelder uit een analyse
van de Oeso over de risico's die de eurozone komend jaar loopt.
Ofwel: tegenstanders van de euro in de huidige vorm moeten erbij durven
vertellen dat ze het risico van een nieuwe bankencrisis op de koop toe
nemen. Nederlandse
banken hebben bijvoorbeeld alleen in Spanje al meer dan 50 miljard euro
uitstaan.
Een nieuwe bankencrisis zou slecht uitkomen, nu de staatsschuld in Nederland
en Duitsland al flink is opgelopen, en overheden dus extra klappen krijgen
als ze opnieuw moeten bijspringen om banken en pensioenfondsen te steunen.
Extra bezuinigingen of draconische belastingverhogingen zijn in zo'n
scenario lastig te vermijden.
3) Euro doet ertoe in de wereld
Een punt waar economische commentatoren soms gemakkelijk overheen stappen, is
de positie van de euro op het mondiale speelveld. Bij Europese beleidsmakers
weegt die factor wel degelijk mee. Met de euro is Europa een economisch en
politiek blok van formaat, dat tegenwicht kan bieden aan de Verenigde Staten
en het opkomende China.
Versnipper je de euro, dan vernietig je in zekere zin ook de ambities van
Europa als economisch machtsblok. Iets wat Amerikaanse eurobashers
helemaal niet erg zouden vinden.
De euro-economie had in 2009 een omvang van ongeveer 9.000 miljard euro, en
was daarmee slechts een tiende kleiner dan de VS. Met de zes
'AAA'-eurolanden (Duitsland, Nederland, Luxemburg, Finland, Oostenrijk en
Frankrijk) hou je 60 procent van de huidige eurozone over met een economie
half zo groot als de VS.
Cruciaal is dan bijvoorbeeld of Frankrijk erbij blijft, want zonder dat land
zak je naar 40 procent van de huidige eurozone: dat staat gelijk aan het
bruto binnenlands product van het huidige, als kool groeiende China.
Is dat erg, zo'n marginalisatie? Als Nederland als handelsnatie individueel
goede relaties met China en de VS weet te behouden en heel dicht tegen
Duitsland blijft aanschurken, hoeft het wegvallen van de euro zoals die nu
bestaat, geen ramp te zijn. Maar als toegangspoort tot één Europese
afzetmarkt met één munt wordt Nederland in zo'n geval een stuk minder
relevant.
Lees ook:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl