“Ik heb alvast een hamburger besteld”, zegt Leila Janah in het restaurant dat beneden in hetzelfde gebouw als haar kantoor zit. “Vroeger was ik veganist, nu ik eet ongeveer twee keer in de week vlees. Als je zoveel reist kun je soms niet anders, en ik heb de proteïne nodig.”
De 34-jarige Amerikaanse runt vanuit Silicon Valley twee eigen non-profitorganisaties, LXMI en Samasource, waarvan de laatstgenoemde een omzet draait van 10 miljoen euro per jaar. Naast de thuisbasis in San Francisco heeft Sama Group ook een kantoor in Nairobi en sinds kort in Den Haag, waar Business Insider met haar heeft afgesproken.
Janah reist veel en heeft weinig tijd. “Ik heb twee uur geslapen”, vertelt ze. “Vanochtend was ik in Parijs om meer te leren over de luxe-industrie, we willen daar ons nieuwe merk verkopen.”
De twee organisaties van Janah zijn in de kern niet gericht op winst maken. De stichtingen hebben geen aandeelhouders en eventuele winsten komen enkel ten goede aan de sociale missie. Maar los daarvan opereren LXMI en Samasource als commerciële bedrijven.
Door werk uit de armoede
“Het idee van zowel Samasource als LXMI is dat hun product van een hoge kwaliteit is en kan concurreren met andere ‘gewone’ bedrijven in de sector, ook al zitten er bij ons mensen achter die uit sloppenwijken komen en de armoede proberen te ontvluchten”, licht Janah toe.
Janah ziet mensen uit derdewereldlanden niet als kansloze hulpbehoevenden zijn maar als arbeidskrachten wiens potentieel niet wordt benut. Een cruciaal verschil met het oude idee van liefdadigheid, waarbij het vaak draait om het geven van voedselpakketten of het bouwen van scholen.
“Veel mensen in de landen waar wij actief zijn hebben een schooldiploma maar geen werk. Geloof me, als je onder de omstandigheden van een sloppenwijk in staat bent een diploma te halen, heb je behoorlijk wat in je mars. Het zou zonde zijn om het talent van deze miljoenen mensen niet te benutten.”
Luxe zalf gemaakt in Oeganda
Janah verbindt de economische vraag in het westen met onbenutte arbeidskracht in ontwikkelingslanden. Anders dan veel commerciële outsourcers biedt zij deze mensen een loon dat gemiddeld drie keer hoger ligt dan het lokale salaris (meestal minder dan twee dollar per dag). Zo helpt zij hen uit extreme armoede.
Het jongste project van de social entrepreneur is LXMI. Dit cosmeticamerk maakt een beautyzalf die voor 100 procent bestaat natuurlijke ingrediënten. Het hoofdbestanddeel is nilotica, een plant die groeit rond de Afrikaanse Nijl-rivier in Oeganda. Deze zalf wordt voor een menswaardig loon gemaakt door vrouwen uit Oeganda.
LXMI haalde in september 2015 charitatief geld op om te kunnen starten en werd vorig jaar officieel gelanceerd. “We zijn nu te koop in 300 winkels in de VS.”
Met LXMI richt Janah zich op consumenten in het luxesegment. “Ik wil dat mensen die opkijken tegen Kim Kardashian LXMI kopen - met als reden dat ze het een cool product vinden. Niet per se omdat het een sociale impact heeft. Het moet gewoon een superieur product zijn.”
Veel van de bestaande organische en fair-trade-merken richten zich niet op de luxeshopper. “Ze hebben vaak bruine verpakkingen en stralen niet echt luxe uit. En vrouwen die normaal Chanel of Dior kopen, zullen niet zo gauw een product kopen dat niet luxe aanvoelt.”
LXMI moet dat wel zijn. Janah wijst erop dat zakenzender CNBC haar merk onlangs de ‘Chanel of social impact’ noemde. Maar dat de achterliggende gedachte van het merk is om mensen uit de armoede te helpen, hoeft van Janah niet op de voorgrond. “De sociale impact mag zelfs een beetje geheim zijn.”
Samascource: IT-kracht uit Kenia en Haïti
De Janah-stijl van maatschappelijk verantwoord ondernemen – een competitief product gemaakt voor een menswaardig loon – pakte eerder al goed uit met Samasource.
Janah begon Samasource op haar 25ste en op dit moment biedt deze not-for-profit-organisatie werk aan 1200 mensen uit de armste wijken van Kenia, Oeganda, India en Haïti. Waar LXMI zich richt op de luxe consument, daar wordt Samasource ingehuurd door Silicon Valley-bedrijven.
Concerns als Google, Wal-Mart en eBay huren Samasource in voor projecten. Dat werkt zo. Samasource deelt grote digitale vraagstukken van bedrijven op in talloze kleine simpele taakjes, ook wel microwork genoemd.
In sloppenwijken runt Samasource computercentra waar mensen dit werk uitvoeren - voor een loon waarmee ze uit de extreme armoede kunnen klimmen. De werkzaamheden bestaan onder meer uit het taggen van foto’s of het signaleren van woorden in stukken tekst.
Uit het geld dat Samasource verdient aan zijn klanten, betaalt de organisatie niet alleen het salaris van de digitale werkers in de centra, maar bekostigt het ook opleidingen voor hen zodat zij steeds ingewikkelder werk kunnen doen.
De organisaties van Janah ontvangen ook wel donaties, maar zijn daar niet compleet van afhankelijk.
“Vorig jaar is Samasource voor het eerst winstgevend geworden. We draaiden een omzet van 10 miljoen dollar”, vertelt de oprichtster, die na haar studie aan Harvard kort als consultant heeft gewerkt.
Volgens de eigen cijfers heeft Samasource sinds de start in 2008 meer dan 8000 mensen structureel uit de armoede getrokken. Structureel, want 84 procent van de digitale agents in de krottenwijken vindt, dankzij de geboden opleiding, het loon en de werkervaring, na Samasource een ‘normale’ baan in de IT-sector.
Die banen hadden weer indirect impact op 25.950 vrienden en familieleden, die dankzij een kostwinner in staat waren om ook een betaalde opleiding te volgen.
Als Samasource was begonnen als privaat bedrijf, had Janah waarschijnlijk een aardig zakcentje kunnen verdienen. “Daar denk ik wel eens aan als ik mijn huisje ver-airbnb om mijn hypotheek te kunnen betalen”, lacht ze.
Toch blijft ze liever doorgaan met pionieren op het gebied van maatschappelijke verantwoord ondernemen. “Net zoals Muhammad Yunus (de bedenker van het microkrediet, red.) wil ik in een wereld leven waarin extreme armoede alleen te zien is in musea.”