COLUMN – Das Auto is heilig in Duitsland. Niet zo vreemd natuurlijk, omdat met Audi, BMW, Mercedes, Opel, Porsche en Volkswagen een gigantisch economisch belang wordt vertegenwoordigd. O, Ford ook nog natuurlijk.

Maar er wordt ook wel degelijk geprobeerd de auto en het milieu tezamen te brengen (en nee, we gaan het niet over sjoemelsoftware hebben).

Vrijwel alle Duitse steden kennen een milieuzone. Geregeld op een manier waar Nederland nog iets van kan leren. In Duitsland verzinnen ze niet per stad zelf iets zoals in Nederlandse steden gebeurt: auto’s van twintig jaar oud mogen er niet in of juist diesels niet, wat onzin is.

Milieusticker

Iedereen moet een Umweltsticker op de auto hebben. Die wordt aangevraagd bij keuringsdienst TÜV. (Kan ook in Nederland! Kost ongeveer 17 euro en blijft ‘eeuwig’ geldig). Het certificeringsbureau controleert eenvoudig aan de hand van het kenteken wat voor motor het betreft en wat de bijbehorende uitstoot is. Ongeacht leeftijd of brandstof.

Denkt u daaraan als u naar Duitsland reist, want er wordt veel op gecontroleerd. Zonder sticker krijg je een boete en mag je de stad niet in totdat er een sticker op de auto zit.

Oldtimers

Ik schrijf dit mede omdat ik twee oldtimers bezit. Een Renault 25 uit 1992 op Nederlands kenteken waarmee ik Rotterdam niet meer in mag, terwijl ik hier in Duitsland de groene sticker heb die me overal toelaat. Hij had namelijk een voor die tijd al geavanceerd uitlaatsysteem, dus met de uitstoot is niks mis. Het gaat niet om leeftijd Nederlandse politici!

Nou woon ik bij Stuttgart - thuisstad van Mercedes en Porsche - maar met de laatste heb ik niet zoveel. Ik besloot een oude jeugdliefde te gaan zoeken, de Mercedes coupé uit eind jaren 70, begin jaren 80. Dat was nog niet zo eenvoudig, omdat ik het model met de verbeterde motor wilde (na 1982) en ouder dan dertig jaar, want dan kon ik een H-kenteken krijgen (dat leg ik zo uit). Dus mijn "bandbreedte" bestond uit twee jaar (dit speelde in 2014).

Het is gelukt.

pasted-image-0

H-kenteken

Maar nu komt het: het H-kenteken. Men beschouwt hier de auto als een cultuurgoed dat bewaard moet blijven. En in tegenstelling tot Nederland zijn daar voordelen aan verbonden.

De auto wordt eerst door een onafhankelijk bureau gekeurd. Niet alleen op technische staat maar ook op merk, type en of dat de moeite waard is om op de weg te blijven zien. Een klassieke Mini bijvoorbeeld krijgt het niet, dat vindt men hier geen Duits erfgoed (ook al heeft BMW inmiddels het merk gekocht).

Voordeel: ik betaal een Pauschale (vast tarief) van nog geen 200 euro aan belasting, waar dat voor zo'n auto normaal 700 tot 800 euro zou zijn. Hetzelfde geldt voor de verzekering.

En - let op - ik mag overal rijden, want ik heb met H-kenteken geen Umweltsticker nodig. Leuk is ook dat je hier zelf je kenteken mag kiezen.

Natuurlijk, het begint met de letters van de Landkreis. In mijn geval LB, van Ludwigsburg, maar de rest beslis je zelf, mits nog vrij natuurlijk. Met nu als enige voorwaarde bij mijn auto dat het met H eindigt. Maar daar krijg je heel wat voor terug.

Frank de Munnik (1957) is Amsterdammer. Wilde ooit journalist worden, kwam in de reclame terecht. Hij werkte onder meer bij Prad (nu Publicis) en Reader’s Digest. Voormalig mede-directeur Publex, pionier van de buitenreclame in Nederland. Sinds 4,5 jaar woonachtig in Zuid-Duitsland in de buurt van Stuttgart. Frank werkt als zelfstandige onder meer voor hotels en geeft les in ‘Business Nederlands’ aan managers bij Duitse bedrijven.