Een bijzondere dag vandaag in Genève: de blauwe Farnese-diamant, die driehonderd jaar lang in handen was een koninklijke familie, wordt geveild. Hij gaat aan het einde van de middag onder de hamer en veilingmeesters bij Sotheby’s in Londen verwachten dat hij minimaal 3 tot 4,3 miljoen euro opbrengt.
Hij is blauw, zo groot als de nagel van je wijsvinger en bijna 300 jaar lang wist niemand van het bestaan van de diamant af. Dat veranderde toen een paar weken geleden bekend werd dat de steen geveild zou worden.
Volgens Sotheby’s werd toen duidelijk dat de diamant eigendom is geweest van Elisabeth Farnese, de prinses van Parma. Ze leefde in de achttiende eeuw en kreeg hem toen ze trouwde met de Spaanse koning Filips V. Generaties lang bleef de diamant in de familie.
Totdat vorig jaar een verre kleindochter van Elisabeth overleed. Ze was 100, haar zoon was al overleden en dus kreeg haar kleinzoon de steen. Dat is prins Pedro, de hertog van Calabrië.
Voor het laatst gezien in 1918
Hij heeft besloten de steen te verkopen, al is dat waarschijnlijk niet uit geldnood, zegt juwelenhistoricus Martijn Akkerman op Radio 1. “Hij denkt waarschijnlijk: het is zo’n klein steentje, dat heb ik niet nodig, laat ik hem voor 6 miljoen euro verkopen en er andere dingen mee doen.”
Dat betekent dat de diamant voor het eerst in 100 jaar weer te zien is. Akkerman: “Hij heeft tot 1918 waarschijnlijk op een diadeem gestaan, maar daarna is hij in een doosje beland en is hij nooit meer gedragen of gesignaleerd.”
Dat hij nu te koop is, is heel bijzonder, legt Akkerman uit. Blauwe diamanten zijn namelijk extreem zeldzaam. Eentiende procent van alle diamanten is blauw, en daar is maar 10 procent van geschikt om juwelen van te maken. Geen alledaagse koop, dus. De vorige blauwe diamant die verkocht werd, was ongeveer twee keer zo groot als deze en kostte een Chinees 40 miljoen euro. Grote kans dus dat ook deze steen voor wat meer dan 3 tot 4 miljoen euro verkocht zal worden.