Soms is het makkelijk te denken dat de politiek nog nooit zo verdeeld was als nu. Afgaande op de peilingen lijkt het een lastige formatie te worden, na de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 15 maart. Een coalitie van vier of misschien zelfs vijf partijen lijkt zeker een optie.

Maar eigenlijk zijn deze omstandigheden helemaal niet zo uitzonderlijk, als je kijkt naar de naoorlogse politieke geschiedenis van Nederland.

Coalities van vier partijen zijn eerder regel dan uitzondering. Ook het aantal partijen dat meedoet aan de verkiezingen is helemaal niet zo bijzonder.

Onderstaande grafieken laten dat goed zien.


Er doen dit jaar 28 partijen mee aan de verkiezingen. Dat is veel in verhouding met voorgaande jaren, maar het is vaker voorgekomen. Natuurlijk is het nog maar de vraag hoeveel er ook een zetel halen.


Tot het moment dat KVP, ARP en CHU fuseerden tot het CDA, waren grote coalities niet ongebruikelijk. Je zou je kunnen afvragen of het niet weer eens tijd is voor een fusie.


Er zit niet echt een lijn in de lengte van de formaties; soms zijn ze kort, soms zijn ze lang. Het record in België ligt trouwens op 541 dagen.


Een lange (of korte) formatie zegt overigens weinig over het succes van een coalitie.


Soms wordt er gepleit voor een kiesdrempel, om het moeilijker te maken om in de Tweede Kamer te komen. Bij de vorige verkiezingen waren er 62.828 stemmen nodig om 1 zetel te krijgen.


Sinds de afschaffing van de kiesplicht, gaat het minder goed met de opkomst.


Maar je kunt je afvragen of zo'n plicht iets helpt. Tot 1970 brachten mensen gewoon een ongeldige stem uit, uit protest.

LEES OOK: Dit willen de politieke partijen met de zorg