De eurozone lijkt de periode van deflatie achter zich te hebben gelaten. Dat roept de vraag op of de ECB in maart had moeten beginnen met het enorme stimuleringsprogramma.

De inflatie in de eurozone loopt weer op. In mei stegen de consumentenprijzen met 0,3 procent op jaarbasis, aldus het Europese bureau voor de statistiek Eurostat (pdf). Het gaat hierbij om een eerste raming.

In april was het prijspeil nog stabiel ten opzichte van een jaar eerder. De geldontwaarding is iets sterker dan verwacht. Economen rekenden in doorsnee op een toename van 0,2 procent.

De stijgende inflatie roept de vraag op of de Europese Centrale Bank (ECB) de geldpers aan had moeten zetten in maart. De ECB besloot begin dit jaar om maandelijks 60 miljard euro in de Europese economie te pompen door het opkopen van staatsleningen en andere schulden met vers gedrukte euro’s. In totaal bedraagt de hele operatie 1.140 miljard euro.

De maatregel was omstreden. Vooral in Duitsland en Nederland stuitte de stap, waarop de ECB al maanden duidelijk hintte, op veel verzet.

Lees ook op Z24: Zo werkt het aanzetten van de geldpers door de ECB en dit merken we ervan

Of de uitzonderlijke steunmaatregelen van de ECB nu al effect hebben gesorteerd, is vrijwel niet aan te tonen. ECB-president Mario Draghi zei vorige maand dat het nog een flinke tijd zal duren voordat beoordeeld kan worden of het aanzetten van de geldpers succesvol is geweest. "Na zeven jaren van aaneenschakelende crises willen bedrijven en huishoudens geen risico’s nemen. Daarom zal het nog een flinke tijd duren voordat we het succes ervan kunnen beoordelen", aldus Draghi.

Hij herhaalde nog maar eens dat de ECB bereid is al zijn middelen te gebruiken, op zijn minst totdat de inflatie blijvend op het streefniveau van vlak onder de 2 procent is. Het opkoopprogramma loopt in ieder geval tot september volgend jaar.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl