- De inflatie komt in 2023 uit op gemiddeld 3,5 procent, mede door het prijsplafond voor energie, zo verwacht het Centraal Planbureau (CPB).
- Per saldo is over de jaren 2022 en 2023 nog steeds sprake van een koopkrachtverlies van ongeveer 4 procent, mede omdat de loonstijging in 2022 achterblijft bij de inflatie.
- De CPB-raming voor de inflatie van 2023 wijkt wel sterk af van die van economen van de OESO.
- Lees ook: Dynamische energietarieven duiken makkelijker onder het prijsplafond, volgens deze aanbieder: ‘Dat scheelt de staat subsidies’
Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de koopkracht van een doorsnee Nederlands huishouden dit en volgend jaar met in totaal zo’n 4 procent daalt, ondanks het prijsplafond voor energie dat in januari gaat gelden.
Daarbij gaat het adviesorgaan van de overheid uit van de actuele energieprijzen. Wel denkt het CPB dat de maatregel het koopkrachtverlies enigszins dempt.
Het CPB bracht vier scenario’s in kaart voor de impact op de koopkracht, waarbij naast de actuele energieprijzen gekeken werd naar lagere energieprijzen en hogere energieprijzen. Ook werd gekeken naar de invloed van hogere energieprijzen als Nederlandse huishoudens dit jaar een strenge winter door moeten maken.
Per saldo blijft steeds sprake van een koopkrachtdaling van ongeveer 4 procent in 2022 en 2023, waarbij het grootse koopkrachtverlies dit jaar plaatsvindt. Dit heeft er vooral mee te maken dat de gemiddelde stijging van prijzen van goederen en diensten voor 2022 op 10 procent wordt geschat, terwijl lonen veel minder hard stijgen.
Mensen met een lager inkomen lopen het grootste risico. Weliswaar lijken zij het meest te gaan profiteren van het energieprijsplafond, maar deze groep besteedt een groter aandeel van het inkomen aan energie.
Het CPB denkt dat er op termijn zo'n 430.000 huishoudens in de financiële problemen komen en niet langer hun eten, woonlasten of energiekosten kunnen betalen. In het geval van een strenge winter kan dit aantal oplopen tot 500.000.
CPB ziet fors lagere inflatie in 2023, OESO niet
Het Planbureau gaat in het basiscenario van een inflatie van 10 procent in 2022 en 3,5 procent in 2023.
Voor dat laatste cijfer geldt dat het prijsplafond voor energie de inflatie met ongeveer 2,5 procentpunt drukt. Dus zonder de prijslimiet van 1,45 euro per kuub gas en 0,40 euro per kWh stroom die de overheid volgend jaar invoert, zou de inflatie op ongeveer 6 procent hebben gelegen.
Wat betreft de economische groei ontkomt Nederland volgend jaar aan een recessie. De economische groei bedraagt naar verwachting 0,9 procent in 2023, wat wel fors lager is dan de 4,2 procent van dit jaar.
De werkloosheid neemt in 2023 volgens de prognose toe naar 4,4 procent van de beroepsbevolking, tegen 3,6 procent dit jaar.
Wat de inflatie betreft is opvallend dat de raming van het CPB fors afwijkt van de prognose van de internationale denktank OESO. Die raamt namelijk een inflatie van 8,5 procent in 2023 voor Nederland, waarbij ook rekening is gehouden met het effect van het prijsplafond.
Economen van zowel het CPB als de OESO zitten redelijk dicht bij elkaar in de buurt wat betreft de loongroei in de marktsector. Het CPB gaat uit van een gemiddelde groei van 4,6 procent van de cao-lonen in 2023, en de OESO rekent op een loongroei van 5 procent.
Prijsplafond energie kan overheid €13 miljard kosten
De kosten voor het prijsplafond voor energie kunnen oplopen tot 13,1 miljard euro mocht Nederland een strenge winter doormaken, meldt het CPB. Het kabinet schatte eerder in dat de kosten zouden uitkomen rond de 11,2 miljard euro.
In het zwartste scenario, waarbij de kosten voor het prijsplafond bijna 2 miljard euro hoger uitvallen, houdt het CPB rekening met een hogere marktprijs voor gas en meer verbruik door koud weer.
De uiteindelijke kosten van het energieprijsplafond zullen afhangen van de energieprijzen in 2023. Mochten de actuele prijzen op het huidige niveau blijven, dan bedragen de kosten van de maatregel 8,4 miljard euro.
Het CPB verwacht dat het overheidstekort in het strengewinterscenario kan oplopen tot 3,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp). In het actuele scenario is dat 3 procent van het bbp.
De impact op de overheidsfinanciën blijft met name beperkt doordat de overheidsinkomsten uit gaswinning toenemen als ook de marktprijs voor gas toeneemt. Die inkomsten drukken de kosten voor het prijsplafond.