1 mei is de Dag van de Arbeid. Officieel geen vrije dag in Nederland, maar de Amsterdamse beurs is bijvoorbeeld wel gesloten. Nederland telt momenteel zo’n 8,9 miljoen werkenden en 307 duizend werklozen.
Maar er zijn ook nog zo’n 3,8 miljoen mensen die volgens de officiële definities buiten de beroepsbevolking bevallen. Wie zijn die 3,8 miljoen Nederlanders die om verschillende redenen niet willen of kunnen werken?
Onderstaande tabel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft een algemeen beeld van de bevolking tussen de 15 en 75 jaar.
We hebben het hier over de totale bevolking tussen de 15 en en 75 jaar, omdat die groep veel gebruikt wordt voor internationale vergelijkingen. Maar voor de arbeidsmarkt is dat natuurlijk best een breed begrip, omdat gepensioneerden en scholieren er deels ook onder vallen. Daarover straks meer.
Niet-beroepsbevolking: wie zijn dat?
In Nederland wordt de bevolking tussen de 15 en 75 jaar, een groep van 13 miljoen mensen, opgedeeld in twee subklassen: de beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking.
De beroepsbevolking van 9,2 miljoen personen bestaat uit werkenden (8,9 miljoen) en werklozen (307 duizend). Tot zover is het overzichtelijk.
Maar dan de niet-beroepsbevolking van 3,8 miljoen mensen. Het CBS heeft daarvoor de volgende tabel.
De niet-beroepsbevolking wordt hier onderverdeeld in de groepen 'niet gezocht, niet beschikbaar'; 'gezocht, niet beschikbaar'; en 'beschikbaar, niet gezocht'.
Dat geeft niet meteen een aha-gevoel.
In een andere uitleg geeft het CBS aan dat de niet-beroepsbevolking vooral bestaat uit "scholieren en studenten, mensen die zorgen voor gezin of huishouden, arbeidsongeschikten en gepensioneerden."
Een aantal van deze groepen kunnen we nader uitsplitsen. Zo zijn er volgens de cijfers van het statistiekbureau zo'n 460 duizend scholieren van 15 jaar en ouder, 1,2 miljoen studenten aan universiteiten, hbo's en mbo's, ruim 108 duizend volledig arbeidsongeschikten (IVA) en 1,7 miljoen mensen tot 75 jaar die een AOW-uitkering ontvangen.
Het is lastig om op basis van deze cijfers precies op de 3,8 miljoen leden van de niet-beroepsbevolking te komen. Dat komt onder meer omdat de scheidslijn bij arbeidsongeschikten die nog deels kunnen werken soms lastig te trekken valt. Ook is er een kleine groep AOW-ers die nog werkt en je hebt de diffuse groep van niet-werkende partners die niet op zoek zijn naar een baan.
Maar alles bij elkaar ontstaat er zo wel een beeld van de 3,8 miljoen Nederlanders die buiten de beroepsbevolking vallen.