De gekte op de Chinese beurzen schakelde deze week door naar de vijfde
versnelling. Maandag was er de beursgang van oliemaatschappij Petro China op
de beurs van Sjanghai. Het aandeel begon de dag met een koers van 16,70 yuan
en eindigde op 43,96 yuan; bijna drie keer zo hoog. PetroChina werd in een
klap het duurste bedrijf van de wereld.

Dinsdag sloeg de waanzin over naar de beurs van Hong Kong, toen
internetbedrijf Alibaba.com een notering kreeg. De introductiekoers van deze
marktplaats voor business-to-business (B2B), bedroeg 13,50 Hong Kong dollar.

Analisten waarschuwden dat dat behoorlijk duur was, maar daar hadden de
dolenthousiaste beleggers geen oor voor. Binnen een paar uur kostte een
aandeel meer dan 39 dollar en was het hele bedrijf omgerekend meer dan 23
miljard euro waard. Alibaba.com is nu het op vier na duurste internetbedrijf
ter wereld.

"Surrealistisch" en "volstrekt losgetrild van de
realiteit", zo omschrijft Paul Woodward van de Business Strategies
Group, deze koersontwikkeling op zijn weblog (bsgasia.blogspot.com).
Woodward is expert op het gebied van Aziatische B2B-handelsplatforms, en zag
met stomme verbazing de koers van Alibaba.com exploderen Het bedrijf is
volgens hem nu bijna twintig keer zoveel waard als de gehele Chinese
mediamarkt voor B2B-uitgaven. "Gestoord", concludeert Woodward.

Misschien geldt die kwalificatie "gestoord" wel voor de hele Chinese
aandelenhandel. De beurs van Sjanghai ging dit jaar al met 115 procent
omhoog. Chinese bedrijven zijn uitzonderlijk duur geworden. Gemeten naar
beurswaarde is China Life nu de grootste levensverzekeraar ter wereld. De
Industrial and Commercial Bank of China is de grootse bank. En China Mobile
is de grootse aanbieder van mobiele telefonie. Niet dat deze bedrijven
recordomzetten of recordwinsten boeken. Naar die maatstaven gemeten zijn hun
Amerikaanse branchegenoten nog altijd een stuk groter.

De koerswinstverhoudingen van deze bedrijven zijn dan ook volstrekt uit
de hand gelopen. Veertig keer de jaarwinst betalen is op de Chinese beurs
heel gewoon. Petro China is zelfs 57 keer de winst waard.

Dat zijn koerswinstverhoudingen die herinneringen oproepen aan de internethype
van 1999 en 2000. Deze zeepbel moet wel knappen.

De vraag is echter of de Chinese autoriteiten zullen toestaan dat de markt
ploft. Miljoenen Chinezen hebben hun spaargeld de afgelopen jaren naar de
beurs gebracht. Als zij hun geld verliezen, leidt dat mogelijk tot sociale
onrust en daarvoor is de politieke leiding uiterst beducht.

De Chinezen zouden lucht uit de beurs kunnen laten ontsnappen door
binnenlandse beleggers toe te staan meer in het buitenland te beleggen. Nu
zijn Chinese spaarders min of meer gedwongen hun geld naar de beurs van
Sjanghai te brengen.

Maar zelfs dat durft de politiek niet aan. Een eerder voorstel om beleggen op
de beurs van Hong Kong mogelijk te maken, werd afgelopen weekend weer
ingetrokken. Volgens commentatoren omdat de vrees bestond dat dan teveel
geld de beurs van Shanghai zou verlaten en de koersen zouden dalen.

Ondertussen is het zaak voor Westerse beleggers om de Chinese beurs te
mijden als de pest. Alleen de belegger die op zoek is naar het grote
avontuur heeft er iets te zoeken. Voor de anderen: koop liever een
staatslot.

Of nog beter: beleg niet in Chinese aandelen, maar in Chinese groei. Want met
de economische groei van de reële economie is natuurlijk weinig mis.
Grondstoffen, wereldwijd opererende transportbedrijven en producenten van
kapitaalgoederen lijken daarom een betere belegging dan het Chinese
bedrijfsleven zelf.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl