Zullen we straks, als de financiële storm is gaan liggen en de recessie is overgewaaid, weer met een gezond tempo gaan groeien? De beroepsbevolking vergrijst, het onderwijs stagneert en het tempo van technologische ontwikkeling is volgens sommige economen lager komen te liggen.
Z24 gaat op zoek naar de bronnen van toekomstige groei. Het eerste deel van deze serie ging over de te verwachten krapte op de arbeidsmarkt. Ondanks de vergrijzing en ontgroening van de Nederlandse beroepsbevolking, bleek er nog best wat rek te zitten in het arbeidsaanbod.
We kunnen de arbeidsparticipatie opvoeren, de werkweek verlengen en later met pensioen gaan. Beleid dat zich richt op de kwantiteit is kansrijk.
Maar het zou nog mooier zijn we de kwaliteit van de beroepsbevolking omhoog krijgen. Als we zorgen voor een hoger opleidingsniveau dat beter aansluit op de arbeidsvraag van expanderende bedrijven.
Meer studenten
Dit jaar staan er ruim 124.000 studenten ingeschreven bij een Nederlandse universiteit. Dat is ruim 32 procent meer dan in 1991. In dezelfde twaalf jaar nam het aantal Nederlanders tussen 18 en 25 jaar met 15 procent af.
Anders gezegd: in 1991 studeerde één op de elf, in 2013 is dat bijna één op de zeven. De toename komt bijna geheel doordat meer jonge vrouwen gingen studeren. De afgelopen twaalf jaar steeg het aantal vrouwelijke studenten met ruim 60 procent. In dezelfde periode kwamen er 12 procent meer mannelijke studenten bij.
Sinds 2007 studeren er aan Nederlandse studenten meer vrouwen dan mannen. Dit jaar is het verschil meer dan 6 procent.
Ondanks de sterke toename van het aantal studenten is er nog ruimte voor verdere toename. Internationale vergelijkingen van studentenaantallen zijn moeilijk te maken, want wat in het ene land een studie is, is in het andere land een schoolopleiding. Maar de Oeso houdt wel cijfers bij over het percentage jong volwassenen met een hogere (beroeps-) opleiding.
Uit vergelijking van die cijfers blijkt dat Nederland een middenmoter is. Bij ons heeft 40 procent van de 25- tot 34-jarigen hoger onderwijs gevolgd. In Ierland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk is dat 47 procent. Ook in landen als Zweden en België zijn de verse toetreders op de arbeidsmarkt hoger opgeleid.
Startkwalificatie
Ook zijn er in Nederland relatief veel jongeren die helemaal zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt betreden. Van de 25- tot 35-jarigen heeft 18 procent niet meer (mogelijk wel minder) dan een vmbo-diploma.
In Zweden is dat 9 procent, in Zwitserland en Finland 10 procent. Ook hier is nog een wereld te winnen in Nederland. Door beleid in te zetten op vroegtijdig schoolverlaten kunnen we de kwaliteit van de beroepsbevolking verbeteren.
Wat studeren?
Meer studenten en minder schoolverlaters kan zorgen voor toekomstige groei. Maar wát moeten onze jongeren studeren? Sluit de keuze van eerstejaars wel aan op de toekomstige behoefte van het bedrijfsleven?
Waarschijnlijk niet. Volgens schattingen komen er tussen 2011 en 2016 meer dan 442 duizend vacatures bij in technische beroepen. In dezelfde periode komen er slechts 287 duizend technici bij. Als er niets gebeurt komen we in 2016 dus 155 duizend technici tekort.
Niet iedereen denkt dat de soep zo heet wordt gegeten. Onderzoekers van het Centraal Planbureau denken dat dit tekort een aantrekkende werking zal hebben op mensen uit andere sectoren. Maar ook die zullen ongetwijfeld eerst moeten worden bijgeschoold.
Om straks weer stevig te kunnen groeien zal Nederland dus met spoed meer technici moeten opleiden. Dat is de afgelopen jaren niet goed gelukt. Er zijn veel studenten bij gekomen, maar slechts weinig van hen ging techniek studeren.De nieuwe studenten kozen liever voor psychologie, dan techniek. Ook het aantal studenten wis- en natuurkunde en biologie bleef daar ver bij achter.
Maar er is hoop. In het huidige studiejaar zijn er wel meer studenten techniek bij gekomen. Op de vlucht voor de recessie maken aankomende studenten blijkbaar rationele keuzes. Bij de TU Eindhoven en de TU Delft waren er dit jaar veel meer inschrijvingen. Zoveel zelfs, dat in Delft voor de studie werktuigbouwkunde een numerus fixus werd ingesteld.
De nieuwe toestroom komt als geroepen. In een Oeso-lijstje van veertien landen staat Nederland helemaal onderaan met slechts 14 procent van de beroepsbevolking met en hogere technische opleiding. In Duitsland is dat 30 procent, in Finland zelfs 32 procent.
Weinig technici in Nederland (% beroepsbevolking met hogere technische opleiding, bron Oeso)
Je kunt er om treuren. Maar je kunt het ook als een mooie kans zien. Als we er in slagen meer jongeren een goede technische opleiding te laten volgen kan de Nederlandse economie nog hard gaan groeien.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl